- INLEIDING -
DE GENESE VAN EEN COMTOISE-VERZAMELING
Het is achteraf moeilijk om na te gaan wie als zich eerste voor een Comtoise-klok interesseerde: mijn vader of ik. Feit is dat mijn vader zich aanvankelijk veel intensiever met deze klokken bezig hield, dan ik. Hij kocht ze bij Beuneker, een gerenommeerde antiquair in Leeuwarden, met wie hij op den duur redelijk vriendschappelijke betrekkingen onderhield. Bij hem kocht hij ook successievelijk zijn drie Engelse staande klokken. Hij maakte zichzelf wijs dat hij die Engelse staanden kocht als erfdeel voor zijn drie kinderen, al was er al een Friese staartklok die mij als eerstgeborene was toebedeeld. Deze klok was een erfstuk, die daarvoor bij zìjn vader gehangen had, mijn grootvader, naar wie ik vernoemd was, maar daarover later meer.
Mijn vader kocht de Comtoises, als ik het me goed herinner, in redelijke staat - in elk geval compleet (zij het zonder klokkenkast, want daar had men in Nederland geen belangstelling voor, omdat ze doorgaans verrot of vermolmd waren) - voor zo’n twee à driehonderd gulden per stuk. Soms viel er wat aan op te knappen, in elk geval aan schoon te maken; dat was nu juist de lol. Ik weet vrijwel zeker dat hij de uurwerken niet uit elkaar haalde, zover reikte zijn kennis niet. Was er een voor hem onoplosbaar probleem, dan schakelde hij, vanaf de tijd dat mijn ouders in Bergen woonden (20 januari 1995) een specialist in, Sjoerd Mol, die het leuk vond hem in zijn enthousiasme bij te staan. Ook daarover later meer.
Had mijn vader even geen Comtoise onder handen, dan sleutelde hij graag aan de beide (Duitse) ‘Appelklokjes’, die ik in die periode kocht. Hij beleefde daar ontzettend veel plezier aan. Weken kon hij ermee bezig zijn ze aan de praat te krijgen - een hele opgave, omdat de houten stijlen, waarin de asjes liepen, niet erg betrouwbaar waren.
Als ik het goed heb, kocht mijn vader in de loop der tijd zeven Comtoises, eigenlijk steeds ‘in opdracht’, maar de ‘voorpret’ was uiteraard voor hemzelf en daar was het hem in wezen om te doen. Het is niet meer na te gaan wat de volgorde van aanschaf was, maar het is niet moeilijk de bestemmingen op een rijtje te zetten.
In het volgende zal ik eerst deze zeven Comtoises kort beschrijven, gevolgd door de vijftien die ik de afgelopen tijd heb aangeschaft en gerestaureerd. Ik vermeldt daar de technische aspecten van het uurwerk, als ook de aanschafperikelen.
Het is van belang te weten dat de plaatsnamen op de wijzerplaat van een Comtoise niets zeggen over de plaats waar de klok is gemaakt. Het zijn de namen van de handelaars, de distributeurs of de verkopers van de klok, die met hun handel op hun rug door heel Frankrijk trokken. In enkele gevallen was het de naam van de koper, die de handelaar er ter plekke opschilderde. Comtoises zijn vrijwel zonder uitzondering in de Jura (departement 39), in de France-Comté, gefabriceerd. Dat heeft tot aan de tweede wereldoorlog geduurd. Het moeten enkele miljoenen zijn geweest. Daarna was het afgelopen. Ruwweg kunnen we aannemen dat de spillegangen gemaakt werden tot ongeveer 1860. Daarna raakten de ankergangen in zwang.
- KLOK I -
LOUIS JACQUIN, à ST. ETIÈNNE
Ik neem aan dat mijn vaders eerste Comtoise de klok was die lange tijd in de kamer van mijn ouders hing. Het was een ankergang met een weinig voorkomende niet al te pompeuze harpslinger: in het midden bloemen, aan het eind twee schommelende dames, die ook afgebeeld zijn op de feuille van de eerste door mij in 1969 in Benschop gekochte Comtoise (zie verderop).
De feuille heeft een bijzondere afbeelding: links een vrouw (waarschijnlijk een moeder) die een kruis aan een koord overhandigt aan een aan de rechterkant geknielde man (de zoon), die op punt staat aan boord van een zeilschip te gaan. Achter de vrouw het ouderlijk huis en een hond (de huiselijke haard); achter de man het zeilschip (het ongewisse, het avontuur). De zoon wordt dus door de moeder gezegend. Zowel in de linker- als in de rechter onderkant zijn enkele symbolische voorwerpen afgebeeld, zoals een passer, een esculaap en een passer. De man houdt in zijn hand een bundel, een soort reiszak. De met bloemetjes versierde wijzerplaat vermeldt: Louis Jacquin, à St. Etiènne. (St. Etiènne is de hoofdstad van het departement Loire (42), ten zuid westen van Lyon). De familie Jacquin heeft een grote reputatie op het gebied van de distributie van Comtoises. De klok heeft een gongslag en is voorzien van een derde wijzer, die 31 dagen van de maand aangeeft (die 'kalender'wijzer loopt dus in één maand helemaal rond). Deze dagen zijn op de wijzerplaat aangegeven. Aan de binnenzijde van de houten gongplaat staat met potlood geschreven: 9 décembre 1905, nettoyage, N. Lebroch, wat de klok een extra dimensie geeft. Op die datum is hij eens schoongemaakt.
Na het overlijden van mijn moeder (27 februari 2003) moest bepaald worden wie de klok zou erven. Mijn beide zussen hadden er al een, ikzelf ook, Margot, de oudste dochter van Marchien (mijn oudste zuster) zou de klok van tante Bep krijgen (zie verderop), dus ging deze klok naar Mirjam, de jongste dochter van Marchien. In hoeverre mijn eigen dochters hierin betrokken waren, weet ik niet. Wel dat Fenke (mijn oudste dochter) nogal gecharmeerd was van een vreemd aandoend uurwerkje (met gong) waar mijn vader indertijd zelf een klokkenkastje van oud hout omheen had gebouwd. Zij kreeg het klokje mee, maar omdat ze er eigenlijk niet goed raad mee wist, ligt die nu bij ons in Almere op zolder.
- KLOK II -
De tweede klok hing aanvankelijk ook een tijdlang in de kamer van mijn ouders, maar kreeg op een gegeven moment na het huwelijk van mijn jongste zuster Hilga een nieuwe bestemming in haar huis. Het is een spillegang. De wijzerplaat heeft geen opschrift. De klok heeft een wekkermechanisme. De feuille geeft een afbeelding van een jachttafereel: een wild zwijn ligt dood op de grond, enkele jagers in het bos erachter en enkele honden die eromheen dartelen.
Ik herinner me goed hoe teleurgesteld mijn vader was toen hij de klok na verloop van tijd eens bij haar in de schuur zag liggen ‘weg te roesten’, zoals hij zei. Er was iets met de klok gebeurd (gevallen waarschijnlijk), waardoor hij niet meer liep. Mijn vader repareerde de klok (met kunst- en vliegwerk, na mij later bleek), maar werd eigenlijk nooit gerehabiliteerd. De eerlijkheid gebiedt om te vermelden dat dit later wel gebeurde. Toen ik, inmiddels behoorlijk ingevoerd in de klokkentechniek, later de klok (2014) onder handen mocht nemen, ontdekte ik het oude mankement en knapte de klok weer helemaal op. Sindsdien prijkt de comtoise in de woonkamer van mijn zus - mijn vader moest eens weten... Onlangs (2015) bleek de klok het weer niet te doen. Nu bleek een kapotte opwindrol de boosdoener te zijn. Ik demonteerde de klok deels, haalde de rol eruit, die door mijn zwager Paul werd gesoldeerd.
- KLOK III -
BOYER FILS , à ARLENC
De derde klok ging, zoals gezegd, naar mijn zus Marchien, een mooie heel oude spillegang en een wijzerplaat met het volgende opschrift: 'Boyer père, à Arlenc'. Arlenc ligt in het 63e departement, Puy-de Dome, ergens tussen Ambert en La Chaise Dieu, ten oosten van St. Etiènne. De feuille stelt de bekende 'hoorn des overvloeds' voor.
Tot mijn verrassing vond ik toevallig op E-bay, op een Italiaanse website eenzelfde klok - 'Vecchio pendolo Morbier' - in een klokkenkast die 549 Euro moest opbrengen. Dit keer met de volgende tekst op de wijzerplaat: Boyer fils, à Arlenc. Deze klok was dus jonger dan die van Marchien. Op internet vond ik een Jacques Boyer, geboren in 1810, 'horloger-bijoutier' in Arlenc. Zijn vader was Jean Boyer, die leefde van 1782 tot 1843.
- KLOK IV -
BLADIE, à GRENADE
De overige klokken waren eigenlijk steeds ‘opdrachten’. Tante Bep, de oudste zus van mijn moeder, wilde ook graag een Comtoise hebben. Mijn vader kocht er een met een bijzonder aardige afbeelding op de feuille: een ‘verpleegster-scène’ leek het wel (tante Bep was Diacones!). De wijzerplaat vermeldt de tekst: 'Bladie à Grenade'. Grenade ligt in het departement Haute-Garonne (31), vlak bij Toulouse, tussen Albi en Auch. Een heel eind uit de richting dus!
De feuille laat een afbeelding van een voorlezing uit de Bijbel zien, met links een geestelijke, een non en rechts een geknielde figuur, een leerling, een noviet, waarschijnlijk. Na haar overlijden (25 september 2006) ging de klok, zoals gezegd, naar haar nichtje Margot, de oudste dochter van Marchien, zoals tante Bep dat zelf bepaald had, getuige een door mijn vader getypte tekst die op de achterkant van de klok was geplakt. Toen deze klok op een gegeven moment niet meer liep, kreeg ik hem onder handen (2015). Ik maakte hem schoon en ontdekte dat de wijzers op onzorgvuldige wijze teruggedraaid waren. Het mankement kon gemakkelijk worden hersteld.
- KLOK V -
Ook tante Nan, de jongste zus van mijn moeder, moest op haar beurt een Comtoise hebben. Mijn vader trok er weer op uit met een gunstig gevolg. Ik heb een foto van de klok aan de muur met tante Nan ervoor, zittend aan tafel. De afbeelding op de feuille is niet goed te onderscheiden. Na het overlijden van haar man, oom Nanno Meijer (14 juli 2000) - als langstlevende - ging de hele nalatenschap, inclusief de Comtoise, naar zijn broer en de rest van de familie Meijer. Het is niet meer na te gaan waar de klok uiteindelijk is gebleven.
- KLOK VI -
ROUSSEAU FRÈRES, à AVALLON
In 1982 ging opa van der Haar, de vader van Janneke met emeritaat (18 mei). Op 2 juli waren haar ouders 35 jaar getrouwd. Het leek ons een goede idee hen ter gelegenheid van deze mijlpalen een Comtoise aan te bieden. De broers en zusters van Janneke waren het daar mee eens en mijn vader kreeg weer een nieuwe opdracht. Het werd een prachtige, rustig lopende spillegang, die jarenlang wat leven in de pastorie bracht. Op 21 augustus werd een nieuwe woning betrokken en kreeg de klok een ereplaats.
De wijzerplaat geeft de volgende informatie: 'Rousseau frères, à Avallon' en is met een enkele bescheiden bloemenkrans versierd. (Avallon ligt aan de Autoroute du Sud in het 89e departement Yonne (Bougondie), vlak ten noorden van de Morvan). De gebroeders Rousseau hadden in Avallon een grootdistributiebedrijf wat betreft Comtoises. De feuille is sober en bevat een weinig voorkomende afbeelding van bloemmotieven.
Na het overlijden van opa van der Haar (1 januari 2001) ging de klok naar zijn zoon Tony, die er nauwlettend op toeziet dat de klok elk jaar door een bevriende klokkenamateur nagekeken wordt en van een drupje olie voorzien.
Het is tekenend voor de zorg die mijn vader aan ‘zijn’ klokken besteedde, dat hij een soort handleiding voor het juiste gebruik van de Comtoise schreef en het getypte exemplaar binnen de klok legde. Het kan natuurlijk ook zijn dat hij dacht: zo'n onhandige dominee kan gemakkelijk ‘mijn’ klok de soep indraaien... In ieder geval een ontroerend gebaar, zoals hieronder blijkt!
DE COMTOISE
De Comtoise is een klok van Franse herkomst en makelij. Het is een boerenklok, die in de vorige eeuw in vrij grote aantallen is vervaardigd.
De fabrikanten bemoeien zich niet of weinig met de verkoop en de namen die voorkomen op de wijzerplaten zijn meestal die van de verkopers.
De klok heeft duidelijk een nachtfunctie. De volle uren worden geheel aangegeven en de halve uren door één slag. Is de slaper des nachts niet in staat het juiste aantal slagen te tellen en dus te weten hoe laat het is; hij dient ongeveer anderhalve minuut te wachten en de klok telt hem opnieuw het aantal uren voor.
Wordt de slaper wakker in het duister en hij wenst ten naaste bij te weten hoe laat het is, dan kan hij het slagwerk in werking stellen door licht te trekken aan het dunne koordje onder aan de klok. De klok geeft dan aan wat hij aanstonds zal slaan dan wel wat hij zojuist heeft geslagen.
Dit exemplaar werkt met een zogenaamde spillegang, een systeem hetwelk werd toegepast voordat de zogenaamde ankergangen werden gebezigd. Dit laatste systeem wordt thans nog in alle klokken gebruikt.
Ala men, staande voor de klok, het linkerzijdeurtje opent, ziet men boven in het uurwerk de spil werken; een rustgevende bezigheid.
Achter het rechterzijdeurtje ziet men het slagwerkmechanisme.
Het tempo van de klok wordt geregeld door een zogenaamde vouwslinger, tevens kenmerk van de spillegang. De ankergangen worden namelijk geregeld door een pompeuze harp- of bloemslinger.
Aangenomen kan worden dat de spillegangen ouder zijn dan de ankergangen. Het bouwjaar van deze klok kan niet worden vestgesteld, doch aangenomen kan worden dat de leeftijd om de 100 jaar ligt.
Wenken:
De gewichten wegen per stuk ongeveer 4 kilogram. Als men hierbij telt het gewicht van de klok, dan is het duidelijk dat alle aandacht moet worden besteed aan de muurhaak, waaraan de klok moet worden opgehangen. Dit moet een stevige haak zijn, die op oordeelkundige wijze in de muur is aangebracht. Tevoren dient dus de juiste plaats van hangen te worden vastgesteld.
De klok dient evenwijdig met de muur te hangen. Daar de klok door de hanghaak boven wat afhangt, dient dit ter worden gecorrigeerd door een latje te schuiven aan de onderzijde van de klok, tussen muur en klok. Hangt de klok niet evenwijdig, dan hangt de slinger niet vrij en zal aanslaan en stil blijven staan.
Loopt de klok onregelmatig (tik-tik---tik-tik) dan hangt de klok scheef. Asl de klok goed hangt, is de tik rustig (tik--tik--tik). Een scheef hangende klok zal ook stil blijven staan.
Gewichten: bij het optrekken van de gewichten, deze iets steunen, zonder op te tillen. Dit is beter voor de assen van de trommels in de klok. Tilt men het gewicht echter op, dan zal het koord te los om de trommels winden.
Waarschijnlijk loopt de klok iets voor. Dit kan na enige dagen worden gecorrigeerd door de klok even stil te zetten. Dat is beter dan de wijzers te draaien (naar voren; nimmer terug).
- KLOK VII -
CESTUT, à VILLERÉAL
De jongste zus van opa van der Haar, tante Coby, tenslotte, was erg gecharmeerd van de Comtoise van haar broer en weer kreeg mijn vader een opdracht. Opnieuw slaagde hij erin een mooie spillegang op de kop te tikken. De wijzerplaat heeft het opschrift: 'Cestut, à Villeréal'. (Villeréal ligt in het departement Lot-et-Garonne, no. 47, tussen Bergerac en Villeneuve-sur-Lot in, iets ten zuiden van het ons niet onbekende Monsac). Sinds die tijd heeft ook deze klok een tweede leven gekregen en loopt al weer enkele tientallen jaren dag en nacht zonder problemen.
- COMTOISES VERZAMELEN EN RESTAUREREN -
Omdat we graag een betrouwbare antieke klok wilden hebben, viel onze keuze al snel op een Comtoise (nogmaals: ik kan niet meer achterhalen of die wens gebaseerd was op mijn vaders klokkenhobby, of dat hij pas interesse kreeg na onze aankoop).
Janneke en ik trouwden op 3 juli 1968 en gingen wonen in IJsselstein. Een collegaatje van mij had een oom, de heer Nederlof te Benschop, die antiquair was en gespecialiseerd in klokken. Wij bezochten zijn winkeltje en waren gecharmeerd van een Comtoise, die geheel compleet met bel, gewichten en een vouwslinger F 215 moest kosten. Deze klok loopt nu bijna 50 jaar zonder problemen, niet wetende dat hij/zij er een tiental jaren later nogal wat concurrentie bij zou krijgen.
De heer Nederlof kwam de klok, alsmede een originele opwindsleutel, op 17 juni 1969 zelf bij ons ophangen. Zo ging dat nog in die tijd. Trouwens, ik neem aan dat mijn vader dat ook ten aanzien van zijn ‘opdrachten’ deed. Tot op de huidige dag - 2016 - heeft deze klok perfect gelopen; aanvankelijk in IJsselstein, daarna in Huizen en tenslotte de laatste vijftien jaar in onze boerderij in Frankrijk, in Les Quatre Vents). We hadden het gevoel de Comtoise weer terug te brengen naar het land van herkomst.
- KLOK 1 -
BLESSING PETITOTE, à ST. SEINE -
Het uurwerk van onze eerste Comtoise-klok heeft een spillegang, met twee slagwerk-assen (de half-uurslag op het gaande werk; dwangslag genaamd), een wekkermechanisme, een simpele vouwslinger, twee gewichten en een eendelige feuille waarop twee lieftallige dames op een schommel zijn afgebeeld. Een heer en een dame staan aan de zijkant welwillend toe te kijken en bewegen als het ware door middel van een touw de schommel voort. De wijzerplaat is voorzien van het opschrift:
BLESSING PETITOTE
à ST. SEINE
Onlangs kwam ik in het schitterende en omvangrijke Comtoiseboek ‘COMTOISE-UHREN’ van Siegfried Bergmann (2005, Stolberg Verlag) (zie ook: www.la-pedule.de) dezelfde afbeelding tegen, die me op het spoor van de betekenis bracht (p. 457). Het zou een zogenaamde ‘huwelijksklok’ zijn, waarbij dan de beide namen (de heer en dame aan de zijkant) en de woonplaats van het echtpaar vermeld stonden. Dat zouden dan ‘Blessing’ en ‘Petitote’ moeten zijn, maar dat lijkt me vergezocht. Het lukte me niet via internet in het woord ‘Blessing’ een eigennaam te ontdekken. Het woord is uiteraard in het Engels genoegzaam bekend, maar in het Frans? En zou ‘Petitote’ een verkleinwoord kunnen zijn: ‘Petit Ote’ of ook een eigennaam? Geen idee.
Het uurwerk heeft nogal afwijkende, vrij grote afmetingen: l. 27,5 cm; h. 27,5 cm; br. 15 cm, wat neerkomt op een inhoud van 11.34 liter, niet gebruikelijk voor een spillegang. Daarom is het moeilijk de klok te dateren. De Romeinse cijfers op de wijzerplaat zijn vrij groot. De wijzerplaat zelf meet 25 cm in doorsnee.
Op Marktplaats ontdekte ik onlangs een Comtoise met hetzelfde opschrift (zonder afbeelding). Men schatte het bouwjaar op 1820. De klok was echter verkocht.
Op een Amerikaanse veilingsite vond ik er ook eentje, compleet met enkele afbeeldingen:
EARLY FRENCH WAG ON THE WALL CLOCK BY BLESSING PETITOT, SAINT SEINE, WITH MODERN SHELF, 11" X 6" X 17"
De klok was verkocht voor $ 275.
Interessant is de totaal andere feuille. De koperen gewichten zijn niet origineel. De maten komen wel overeen: 11 inch = 27,94 cm, 6 inch = 15 cm, 17 inch = 43, 18 cm (dit laatste slaat uiteraard op de totale hoogte van het uurwerk + de feuille).
Toen ik op onderzoek uitging naar de herkomst van de klok, ontdekte ik dat er verschillende plaatsnamen in Frankrijk zijn die de naam 'St. Seine' dragen. Vreemd genoeg had ik daar in al die jaren nooit eerder naar gezocht. Zo bleek bijvoorbeeld St. Seine een dorp te zijn, in het zuiden van ons departement Nièvre, tussen Décize en Luzy in, eigenlijk niet eens zo ver bij ons vandaan. Op 2 oktober 2016 reden Janneke en ik naar St. Seine, een slaperig dorp, nog net in de Morvan. We spraken enkele mensen aan met de vraag of zij wisten dat er in vroegere tijden Comtoises verhandeld werden. Men keek ons met glazige ogen aan. We liepen naar het kerkhof. Een van de eerste zerken die we zagen had het opschrift: Paul Petit (1925-1993) en Odette Petit (1933-2002). In dit geval dus een achternaam, maar of het iets met de Comtoise te maken heeft, betwijfelde ik sterk.
Op de Michelinkaart vond ik nog twee andere plaatsnamen die met St. Seine begonnen, niet ver van elkaar vandaan in het departement Côte d’Or, tegen de Jura grenzend, ten noord-westen van Dyon:
- St. Seine-l’Abbaye. Het betreft hier een heilige die in de zesde eeuw een Benedicteins klooster stichtte, op enkele kilometers van de bronnen van de Seine. Er rest nog een mooie ‘abbatiale’, die de overgang van de Bourgondisch-Romaanse kunst naar de Gotische stijl, afkomstig uit Ile-de-France markeert. Er bestaat een legende van de ‘Heilige Seine’. Het lijkt vergezocht hier een link te leggen naar het ‘Blessing’ van de wijzerplaat.
- Fontaine-Française. Deze plaats is een enclave gelegen tussen twee meren en direct gerelateerd aan de Franse Kroon. Henri IV versloeg hier op 5 juni 1596 de Spaanse legers. Dichtbij ligt St. Seine-sur-Vingeanne, met een kerk in Bourgondische stijl. Er is een beroemd raam en een 16e eeuws altaar: ‘Christ le Pitié’. Ook in dit geval is het ‘Petitote’ van de wijzerplaat vergezocht.
De eerste week van juni 2107 waren we in de gelegenheid om die omgeving wat nader te verkennen en bezochten beide plaatsen. We logeerden in de sfeervolle 'Chambres d'hôtes', de 17e eeuwse 'Le Moulin de Fontaine', o.a. gerund door de beeldhouwer Serge Moret.
In het stadje St. Seine-l'Abbaye vonden we de achternaam 'Petitot' of 'Petitote' wel enkele malen terug in de Franse telefoongids 'Pages Jaunes', maar we hadden te weinig tijd om daar verder navraag te doen. Dat moest dan later maar eens gebeuren. Niemand droeg echter daarbij de naam 'St. Seine'. In het kleine dorp St. Seine-sur-Vingeanne was de kerk vanwege restauratiewerkzaamheden gesloten. Andere dorpen waren:, Saint Seine la Tour, Saint Seine en Bâche; niet vreemd in dit gebied rond de bronnen van de Seine. Voorlopig houd ik het erop dat de Comtoise oorspronkelijk uit St. Seine-l'Abbaye afkomstig is.
Het is verleidelijk om nog even te fantaseren over het merkwaardige opschrift, waarvan het Engelse woord 'Blessing' uiteraard veel vragen oproept. Als de klok een huwelijksklok zou zijn, dan zou genealogisch onderzoek hier misschien uitkomst kunnen bieden.
Zoeken we op genealogische websites dan komen we al gauw terecht in het huidige Canada. Een stukje geschiedenis: onder de Franse kolonisten die in de 17e eeuw naar Acadië vertrokken (het gebied in het noordoosten van Noord Amerika, dat door Frankrijk bekeerd werd: Quebec, New Brunswick, Nova Scotia, het huidige New England) - de eerste nederzetting in Acadië werd in opdracht van koning Henri IV van Frankrijk (die we hierboven al leerden kennen) gesticht op het eiland Ile Sainte Croix in 1604 - bevond zich een zekere Laurent Granger. Hij trouwde met de 17 jarige Marie Landry, die hem 9 kinderen schonk. Laurent had zich tot het katholisisme moeten bekeren om met dit Acadische meisje te trouwen. De kinderen werden allen geboren in Port Royal.
Een van hun dochters, Anne Granger (*1684) trouwde in 1712 met Pierre Melanson.
Een van hun zoons, Claude (*1678) trouwde met Jeannne Guilbeau.
Een van de dochters uit dit huwelijk trouwde ook met iemand uit de Melanson-familie en een andere dochter in de familie: Petitot (DIT) [= genoemd] Saint Seine.
Een broer van Pierre Melanson was Jean (DIT) Jani Melanson (*1690), Port Royal, Acadia). Hij trouwde op 22 januari 1714 in Port Royal met Marie Madeleine Petitot de Saint Seine (*1694). Zij was een dochter van Denis en Marie Robichaud.
[De familie Robichaud ligt dus aan de basis van de familienaam ‘Petitot de Saint Seine’. Waarschijnlijk een invalshoek om de ontstaansgeschiedenis van onze Comtoise-klok nader uit te werken...].
Vanwege de onlusten in dit gebied, die beëindigd werden toen het gebied in 1713 definitief aan de Britten werd toegewezen, waren de Acadiërs die weigerden trouw. aan de Britse koning te zweren, uit Nova Scotia verbannen. veel Acadiërs vluchtten naar Louisiana (toen nog onder Frans bestuur) en werden later de Cajuns genoemd (een verbastering van het Engelse woord voor Acadiër). Zo‘n 7000 Acadiërs vluchtten naar Frankrijk, zoals Jean Melanson, zijn vrouw Marie Madeleine Saint Seine Petitot en hun kinderen. Beiden kwamen in Cherbourg aan land en overleden daar in 1760, hij 70 jaar oud, zin (op 28 januari 1760) 66 jaar oud.
Het terugbrengen van onze Comtoise naar Frankrijk had voor mij verstrekkende gevolgen, al kan de manier waarop bizar worden genoemd. Op ............. wilde ik de klok op een andere plek hangen. Nu wist ik uiteraard dat de muren in ons huis zich daar niet zo voor leenden: meer dan acht kilo aan gewicht vereiste toch wel de nodige voorzorgsmaatregelen, maar het was tot nu toe steeds goed gegaan. De voeg tussen de granieten keien was echter deze keer te zwak, zodat de klok al na enkele ogenblikken met enorm geraas naar beneden kwam. Balen dus. Een deel van de wijzerplaat was beschadigd, de bel lag in duigen, de deurtjes lagen er naast. Toch was deze onvergeeflijke stupiditeit het begin van een nieuwe fase in mijn leven: mijn interesse was voorgoed gewekt. Ik verwijderde het front van de klok, de achterkant en bewonderde eigenlijk voor het eerst bewust het binnenwerk van een Comtoise! Er leek niets beschadigd te zijn. Ik nam de klok mee naar Nederland, bevestigde die aan een wand, maar nu op de juiste manier en tot mijn grote verbazing liep hij als van ouds. De val had voor het uurwerk geen nadelige gevolgen gehad - Comtoises zijn blijkbaar onverwoestbaar. Ik repareerde de beschadiging aan de wijzerplaat, zo goed en zo kwaad als het ging op zoek naar een bel.
En zo is het gekomen - van het een kwam het ander...
- KLOK 2 -
JEUNET, à CHATEAU CHINON
Onze tweede Comtoise werd ons in de schoot geworpen door Paquita Bonnet, die we hierboven hebben leren kennen. Haar zolder zou na het overlijden van Pierrot op 28 oktober 1997, leeggehaald worden en ze was bang dat het Comtoise-uurwerk dat daar ergens moest liggen, vermoedde ze, met alle andere spullen naar de ‘déchetterie’ zou verdwijnen. Ik moest maar eens kijken of het iets voor mij was. Ik klom via het wankele laddertje de overvolle zolder op, die vol stond met antieke spullen die de ouders en grootouders van Pierrot daar in de loop van tientallen jaren hadden neergezet. Het meeste was aangevreten door de muizen en besproeid door de katten die daar lange tijd woonden. Ik was er al eens eerder geweest om het eiken (!) bovenstuk van een Comtoise-kast op te halen. Die mochten wij hebben als dank voor onze bijdrage aan de reparatie voor haar eigen Comtoise, die nog steeds in haar de kamer nauwgezet de tijd aangaf.
Ik vond het zwaar vervuilde uurwerk in een kapotte kartonnen doos liggen. Inderdaad, iedere ander zou er geen cent voor gegeven hebben en de klok naar de stort hebben gebracht. Ook vond ik de vouwslinger, de opwindsleutel en de beide gewichten. Enthousiast bracht ik de spullen naar beneden. De klok was voor ons!
Aardig is om nog te melden dat ik aan het einde van ons verblijf in Les 4 Vents (2017), toen ik me intensief met de geschiedenis van het dorp en de genealogie van de familie Bonnet bezig hield, ik van de inmiddels bijna 90 jarige Paquita nogmaals de inmiddels vrijwel lege zolder mocht opklimmen. Er zou een grote metalen kist moeten staan met hypotheekakten en andere paparassen van de familie. Dat klopte. Het was een hele stapel. Er waren in de loop der eeuwen heel wat landjes ge- of verkocht. De oudsten stamde uit 1820. Ik moest maar eens kijken of ik er wat mee kon. Geen sinecure overigens, want ook hier bleken de muizen en het af en toe binnendringende regenwater belangstelling voor te hebben gehad. Ik zou de inventarisatie van de akten op me nemen, al vroeg Paquita zich af wie er na haar dood nog belangstelling voor zou hebben.
Het bijzondere aan de Comtoise is het gegeven dat de distributeur of verkoper van Château Chinon afkomstig was, getuige het opschrift op de wijzerplaat:
JEUNET
à CHATEAU CHINON
Het betreft hier een vroege spillegang (ik schat 1820) met twee houten opwindrollen binnen koperen kokers, een tweedelige feuille en een dwangslag op het gaande werk. De afbeelding op de feuille stelt een traditionele zonnekrans met daaronder de fruitmand en bloemenranken voor. Het geheel is compleet met bel, zonnewijzers, vouwslinger, twee gewichten en een originele opwindsleutel. De Romeinse cijfers op de wijzerplaat zijn kort, de III, IV, IX en XII respectievelijk voorzien van de minutenaanduiding: 15, 30, 45 en 60.
Omdat de klok erg vuil was, nam ik hem mee naar mijn vader die hem schoonmaakte en een kleine reparatie liet uitvoeren door zijn klokkenmaatje Sjoerd Mol in Bergum (25 februari 1998). De Comtoise bleek perfect te lopen.
De afmetingen zijn: l. 24 cm; h. 24,5 cm; br. 13,5 cm, wat neerkomt op een inhoud van 7,94 liter. De doorsnede van wijzerplaat is 24 cm.
Over de naam ‘Jeunet’ in Château Chinon was op internet weinig te vinden. Wel zag ik een Comtoise in een mooi bewerkte klokkenkast te koop staan met als opschrift: E. Jeunet, Varzy uit 1830 (Varzy ligt niet ver bij ons vandaan, eveneens in het departement Nièvre), waarschijnlijk 'Ernest'. Ook vond ik een Jean-Claude Jeunet, die indertijd een boek over Comtoises schreef getiteld: 'Une pendule mystérieuse'. Deze Jean-Claude was geboren in Foncine-le-Haut in de Jura, 'Horloger Comtois' en leefde van 1781-1831. Tussen 1775 en 1825 woonde er een Claude François Jeunet in Château Chinon. Het zou kunnen dat de klok bij hem vandaan komt.
- KLOK 3 -
(Clémence Gabin)
Op 26 februari 2008 overleed aan de andere kant van het weggetje onze geliefde buurvrouw Clémence Gabin, 94 jaar oud. In haar (pronk)kamer stond altijd een Comtoise in een klokkenkast, een erfstuk van de familie Gabin, die zeer goed onderhouden was. De vaak lompe vurenhouten Comtoise-kasten zijn doorgaans geen lang leven beschoren. Dit in tegenstelling tot de meer sierlijke en solide Engelse staande klokken, die meestal van eiken- of notenhout zijn. Comtoises werden daarom later vrijwel altijd zonder kast bij antiquairs aangeboden. De Gabins hadden er zelfs twee. De andere stond zomaar in de schuur. Ik had al vaak mijn belangstelling laten blijken en af en toe de klok in de kamer opgewonden. Dat stelden ze altijd erg op prijs. Zelf deden ze dat nooit - ze konden er nauwelijks bij. De Gabins waren kleine mensjes en op een stoel klimmen deden ze allang niet meer. De klok stond dus eigenlijk altijd stil.
Ook aan hun zoon Jean François had ik al eens door laten schemeren dat ik in de Comtoise in de kamer geïnteresseerd was (de klok in de schuur was al eerder verdwenen). Toen het huis verkocht zou worden, zag ik mijn kans schoon en vroeg de zoon wat er met de klok ging gebeuren. Hij had geen enkele interesse en vroeg hoeveel ik er voor over had. Ik had geen idee, maar om zeker te zijn bleef ik aan de hoge kant en bood € 400, al wist ik niet waarop ik dat bedrag baseerde. Ik had toen nog weinig verstand van klokkenprijzen. (Later bleek dat ik ook wel minder had kunnen bieden). Daarbij kwam dat ik wilde voorkomen dat de klok bij een openbare verkoping van de inventaris uit het zicht zou verdwijnen. Aan Clémence en Léon waren we in de loop der jaren bijzonder gehecht geraakt. Hun Comtoise maakte deel uit van dat gevoel. Ik merkte dat Jean François mijn prijs rijkelijk veel vond, maar hij was er niet ongevoelig voor. Hij ging akkoord. Als bonus konden we de tv gratis meenemen.
Op 15 september 2010 haalden we met Paquita Bonnet, die een sleutel van het huis had, de Comtoise en het tv toestel op. Voor de zekerheid verwijderde ik eerst het uurwerk. Er miste een deurtje. De lange klokkenkast (2.30 m) kon maar net in de auto; de achterklep open. Thuis legde ik de kast in de kamer op twee schragen en kon aan mijn onderzoek beginnen. Ik bestudeerde het uurwerk nauwkeurig - daar was het per slot van rekening allemaal om begonnen - en zag dat de klok nauwelijks vuil was. Ik hoefde alles alleen maar met een kwastje wasbenzine grondig te reinigen. Ook de kast, die er goed uitzag, maakte ik schoon en zette ik in de lijnolie. Nadat ik het uurwerk teruggeplaatst had, de vouwslinger opgehangen, de gewichten eraan bevestigd (zelfs de koorden waren nog in goede staat) liep de Comtoise weer als een zonnetje. We plaatsten hem in het zicht tussen de beide trappen in.
Deze Comtoise is een vroege spillegang met twee slagwerkassen (dwangslag), een wijzerplaat zonder opschrift met vrij korte Romeinse cijfers en uiteraard een vouwslinger. Verder twee zonnewijzers en een tweedelige feuille met als afbeelding de zonneschijf, met kop; daaronder een bloemenmand, omgeven door bladeren en aan de basis de bekende hoornen des overvloeds. De klok heeft twee aandrukveren, in plaats van contra-gewichtjes, hetgeen betekent dat de klok rond 1820 moet zijn gemaakt.
De afmetingen zijn: l. 24,5 cm; h. 25 cm; br. 14 cm (inhoud 8,58 liter); de doorsnede van de wijzerplaat is 22 cm.
Aardig is te vermelden dat de kopers van het huis later in een kast een stapel foto's vonden, waarvoor de zoon blijkbaar geen belangstelling had. De foto's werden aan Paquita overhandigd, die er voor zou zorgen dat ze bij Jean Francois terecht zouden komen, mocht hij nog interesse hebben (wat niet het geval bleek). Op enkele foto's prijkte het echtpaar Gabin ter gelegenheid van hun 'Noces d'or' op 30 augustus 1986, trots poserend voor de Comtoise, zoals hieronder te zien is.
- KLOK 4-
CONTESSE, à SELLIERES
Sinds die tijd had ik de smaak te pakken en begon ik op elke brocante naar Comtoises om te zien. Ik schafte wat literatuur aan om het uurwerk nog beter te leren kennen. Eerder had ik dat nooit gedaan. Op 16 juli 2011 vond ik er eentje op de brocante in Ouroux, een naburig dorp. Een vrij late Comtoise (1880-90) leek mij, met een bel, maar geen gewichten en geen slinger. Wel was er een opzichtige ronde feuille met aan de bovenkant drie musicerende engeltjes (gitaar, fluit en bekkens) - smaken verschillen! Het was een ankergang, er zal dus wel een lelijke bloem/harpslinger bij hebben gehoord. Een deurtje ontbrak. Aardig was dat de wijzerplaat met bloemetjes beschilderd was rond de plaatsnaam. Het opschrift luidde:
CONTESSE
à SELLIERES
Desgevraagd vroeg de verkoper er € 100 voor. Ik vond dat uiteraard veel teveel en liep door. De man was niet bereid om te onderhandelen. Er waren verder geen klokken op de markt, behalve tot mijn verbazing een Comtoise in een heuse klokkenkast, vastgebonden aan een boom. De prijs was € 200. Dan had ik voor de klok van Gabin toch wel teveel betaald, dacht ik, maar ik had geen zin om de klok nader te onderzoeken om te zien wat de kwaliteit was. Trouwens, wat wist ik op dat moment eigenlijk van Comtoises...
Ik liep terug, zag bij ander een stalletje een aardige houten voorkant compleet met deur van een klokkenkast, die ik voor € 15 kocht. Wie weet wat ik daar nog eens mee zou kunnen doen. Op weg naar de auto kwam ik weer langs de Comtoise die ik te duur gevonden had en dus nu negeerde. De man, die me zag lopen, riep me en zei dat ik hem voor € 80 kon meenemen. Dat rook toch naar handel. Ik deed een tegenbod: € 60. Uiteindelijk kwamen we op € 70 uit.
Thuisgekomen maakte ik het uurwerk schoon. Ik hoefde er winig aan te doen. Het geheel zag er best aardig onderhouden uit. Op het achterblad stonden enkele onbegrijpelijke getallen gekrast: 12-955, onderstreept en daaronder LN = . Geen idee wat dat zou kunnen betekenen. Van een andere klok hing ik er een slinger aan, eveneens twee gewichten en de Comtoise liep onmiddellijk. Het was dus toch niets geweest.
De afmetingen zijn: l. 25,5 cm; h. 25 cm; br. 14,5 cm, wat neerkomt op een inhoud van 9,24 liter. De doorsnee van de wijzerplaat is 22 cm.
Sellières is een stadje in het departement Jura (39), iets ten noorden van Louhans en Lons-le-Saunier, dicht bij de oorsprong dus. Op internet heb ik niet kunnen achterhalen in hoeverre de naam Contesse een eigennaam is.
- KLOK 5 -
O.TESTE, à ST. SAULGE
Een week later, op 24 juli 2011, bezochten we de brocante in Planchez, evenals Ouroux niet ver bij ons vandaan. Een zigeunerachtige man zat met zijn vrouw tussen zijn rommel op de laadklep van een aftands bestelbusje. Hij zag al gauw dat ik interesse had, al probeerde ik mijn enthousiasme enigszins te verbloemen, maar ik moest het nog leren.
Ik bekeek de klok en zag dat er geen bel op zat, geen slinger en slechts één gewicht. Wel waren er twee deurtjes. Het was een ankergang en stamde naar mijn idee uit de tijd rond 1880. De klok was omgeven door een lelijke ronde feuille versierd met bloemen en vruchten. De erbij behorende bloemslinger ontbrak, maar daar zou ik toch geen belangstelling voor hebben gehad. De wijzerplaat droeg de tekst:
O. TESTE
à St. SAULGE
De klok moest € 50 opbrengen. De vraagprijs was dus de helft minder dan die van de vorige week (was ik dan in Ouroux toch nog getild?), maar ik zei dat ik geen interesse had. Ik liep door, maar zag geen andere klokken. Ik begon te begrijpen dat ze zelfs in Frankrijk niet dik gezaaid meer waren. Wel zag ik twee Comtoise-gewichten, die samen € 40 moesten opbrengen - een vaste prijs, zoals de man zei, maar dat had ik er niet voor over. Wat te doen? Uiteraard had ik interesse. Misschien kon ik de prijs drukken door te wijzen op de ontbrekende bel. Comtoise-bellen waren niet goedkoop, had ik inmiddels begrepen.
Ik liep terug en bekeek de klok opnieuw. De prijs bleek inmiddels gezakt tot € 40. Ik deed een tegenbod: € 30, omdat er een bel mankeerde en ik wees naar de bovenkant van de klok. Nu bleek mijn onkunde! 'Deze klok heeft geen bel', zei de man en hij opende een deurtje, 'maar een gong, dat is wel heel speciaal'. Daar had ik niet van terug. Ik wist dat onze Friese staartklok zowel op een bel als op een gong kon slaan, maar van een Comtoise met een gongslag had ik nooit gehoord. Nogmaals, wat wist ik eigenlijk van Comtoises af...
Dit was natuurlijk wel bijzonder. Ik ging met zijn prijs akkoord en nam de klok mee naar huis. Als eerste verwijderde ik de mij vreemd aandoende stalen draden waaraan de gewichten moesten worden opgehangen. Ik had dat nooit eerder gezien. Comtoises hadden altijd klokkenkoorden van getwijnd touw. Ook de lelijke ronde bloemenfeuille verwijderd ik. Eigenlijk zag het uurwerk er van binnen best aardig uit. Alles was echter zwaar verroest, maar dat moest geen punt zijn. Ik haalde de houten achterkant eraf, waarop de gong bevestigd was - voor mij ook een nieuw gegeven.
De afmetingen van deze klok zijn: l. 25 cm; h. 25,5 cm; br. 14,5 cm - met een inhoud dus van 9,24 liter. De diameter van de wijzerplaat is 22 cm.
Enkele jaren later (2015) vernam ik van een dakdekker, die bij ons het dak repareerde en de klok zag, dat hij vlak bij St. Saulge woonde, niet ver van Nevers, de hoofdstad van ons departement Nièvre. Wonderlijk dat ik daarbij nooit eerder had stilgestaan.
Op internet vond ik verschillende Teste’s. Charles Teste bijvoorbeeld was in 1907 burgemeester in St. Saulge. Ook was er sprake van een Marcel Teste, horlogier en een zekere Michel Teste uit St. Saulge, die in Dreux op de ‘École d’horlogerie’ zat (Michel noemde zich een '58-en-een-half': zijn vader kwam uit Nièvre (58), zijn moeder uit Nord (59), vandaar). Ook Jacques Teste, geboren 1938 had op de school in Dreux gezeten. Maar een O. Teste was niet te vinden. O. lijkt me een weinig voorkomend begin van een voornaam: Otto, Olivier, Octave? Zijn nazaten waren dus wel in het klokkenvak gebleven.
Op 4 november 2016 maakten Janneke en ik een détourtje via St. Saulge op weg naar Nevers. St. Saulge bleek een stadje met een rijke historie (o.a. legende’s) en een aardige kerk. De torenklok sloeg juist elf slagen. We waren net op tijd om een filmpje te maken en de sonore klanken op te nemen. Naar de Teste’s zijn we niet op zoek geweest.
- KLOK 6 -
(Tamnay - 1)
Op 5 augustus 2012 trof ik op de brocante in Tamnay (tussen Château Chinon en Nevers) tot mijn verraasing een zeer oud Comtoise-uurwerk aan, waarvan de tweedelige feuille me sterk deed denken aan de klokken van Paquita (no.3) en Clémence Gabin (no.4). Het was een spillegang met een dwangslag en een wijzerplaat met vrij korte Romeinse cijfers. Dat moest wel een oudje zijn, 1820, schatte ik. Een bel ontbrak, evenals de gewichten, de vouwslinger en de beide deurtjes. Wel was er een achterblad. De klok zag er niet uit; het was een echte 'roestbak'. Ik had nooit eerder zo’n sterk verwaarloosde en verroeste klok gezien. Die zou tientallen jaren ergens in een vochtige schuur of kelder moeten hebben gelegen, nam ik aan. Ik vroeg naar de prijs. € 40 zei de man, wat natuurlijk veel te veel was voor zo'n miserabel exemplaar. Ik deed meteen een tegenbod: € 20, want dit wilde ik niet laten schieten, en wie niet waagt die niet wint. Zoals te verwachten was kwamen we op € 30 uit. Bizar eigenlijk, want ook dit was natuurlijk te veel voor een bonk oud roest, maar een schijntje voor de Comtoise die ik daaruit te voorschijn dacht te kunnen ‘toveren’, maakte ik mezelf wijs.
Eenmaal thuis zag ik al gauw dat er absoluut geen sprake kon zijn van gewoon een beetje schoonmaken. De klok zou eerst uit elkaar moeten worden gehaald, om daarna onderdeeltje voor onderdeeltje grondig te ontroesten en te reinigen. Maar hoe doe je dat? Ik verwijderde alvast de wijzerplaat, die geen opschrift had, maar wel een minutenaanduiding: 15, 30, 45, 60 - iets wat ik nog maar eenmaal eerder zag. Ook deze klok had lelijke stalen draden voor de gewichten, die ik uiteraard verwijderde. Aan de haakjes voor de gewichten zaten twee muntjes met een gat. De ene stamde uit 1911, de andere uit 1928. Ook dat was toch wel heel bijzonder! Nu zag ik eigenlijk voor het eerst bewust de aandrukveren voor het slagwerk, in plaats van de gewichtjes die ik gewend was. Later las ik dat ook dit een teken van ouderdom is. Alleen de vroege klokken hebben dit. Bijzonder waren uiteraard ook de houten opwindrollen binnen de in koperen bussen (trommels).
De afmetingen van de klok zijn: l. 24,5 cm; h. 24,5 cm; br. 14 cm, wat neerkomt op een inhoud van 6,00 liter. De diameter van de wijzerplaat is 23 cm.
De tweedelige feuille stelt een zonnekop met omrande stralen voor. Daaronder twee sierlijke griffioenen.
Het schoonmaken kostte behoorlijk veel tijd. De moertjes van de vier stijlen waren nauwelijks los te krijgen, maar met kruipolie, petroleum en een behoorlijke portie geduld kwam ik een heel eind. De grote ontkoppelinrichting leverde nog de meeste problemen op. Ze scharnierden niet omdat de beide delen volledig waren vastgeroest. Met veel gepruts en geduld lukte het me uiteindelijk de twee delen in beweging te brengen.
Na het in elkaar zetten was het niet moeilijk de klok aan de ‘loop’ te krijgen, aan de ‘praat’ was moeilijker. Het stellen van de druk van de aandrukveren voor het slagwerk kostte heel wat hoofdbrekens. Uiteindelijk kreeg ik ook dat voor elkaar.
- KLOK 7 -
BUSCAU, à BAR-LE-DUC
Op 21 oktober 2012 bezocht ik voor het eerst de internationaal bekende klokkenbeurs ‘Rikketik’ in Houten. Ik werd overdonderd door het enorme aantal aangeboden klokken. De meeste waren in perfecte staat en hadden daardoor niet onmiddellijk mijn belangstelling. Enkele standhouders hadden Comtoises waar nog van alles aan te sleutelen viel, zogenaamde ‘opknappertjes’. Al gauw bleef ik hangen bij een Duitse standhouder, die van alles op klokkengebied te koop had. Ik had het oog laten vallen op een Comtoise-uurwerk - op de grond, half onder een tafel verscholen. De klok zag er niet uit - een 'roestbak' met een eendelige feuille, die aan de bovenkant afgescheurd of afgeknipt was - waarschijnlijk omdat hij anders niet in een kast paste: een boerentafereel, leek mij. Verder het oude verhaal: geen slinger, geen gewichten, geen deurtjes, de kleine wijzer kapot, maar wel een achterkant en een bel. Bovendien had de klok een wekkermechanisme, compleet met wekkerplaatje; voor mij een uitdaging. Op de beschadigde wijzerplaat stond:
BUSCAU
à BAR-LE-DUC
De klok moest € 70 kosten, maar aan het gezicht van de verkoper zag ik dat hij dit zelf eigenlijk wat te veel vond. We praatten nog wat over klokken in het algemeen en toen ik een tegenbod van € 40 deed, ging hij tot mijn verbazing meteen akkoord. Ik begreep dat ik ook minder had kunnen bieden, maar nu zat ik er aan vast.
Ik deed verder nog wat andere inkopen: een vouwslingertje: € 17,50; een koord met een lengte voor twee klokken: € 10 en een minutenrad, dat ik meende nodig te hebben voor klok no. 6: € 7,50 (thuis bleek die niet te passen, maar ook niet nodig te zijn. Ik had nog maar weinig ervaring!).
Al meteen in de auto, toen ik mijn aanwinst nauwkeuriger bekeek, zag ik dat er met de bel iets vreemds aan de hand was. Ik draaide de bel eraf en zag er tot mijn verbazing een tweede bel onder zitten. Curieus! Wat zou daar de reden van kunnen zijn? Misschien een verbetering van het geluid, al kon ik me dat niet voorstellen. Wie zal het zeggen. Daarmee was de prijs van € 40 toch niet zo gek. Op de beurs zag ik immers geen losse bellen beneden de € 20!
Toen ik thuis de klok demonteerde viel me nog iets eigenaardigs op. De klok had een ankergang en moest dus stammen uit het laatste deel van de 19e eeuw, maar de slingerophanging was niet die van een ankergang, maar van een spillegang, dus een slingerhuis, waarbinnen de slinger aan een touwtje hangt. De vrij beperkte opening voor een ankerslinger met veer was duidelijk vergroot om ruimte te bieden voor het slingerhuis. Ook was er geen gat in de zolderplaat voor het asje van de spillegang, of het moest onzichtbaar zijn dichtgelast. Er was dus het een en ander aan de klok verbouwd. Of het was een spillegang, die tot ankergang was omgebouwd, of omgekeerd. Weer: wie zal het zeggen? In elk geval: alweer curieus!
De afmetingen zijn: l. 25 cm; h. 25 cm; br.14,2 cm (inhoud 8,88 liter). De doorsnee van de wijzerplaat is 22 cm. De bovenste bel heeft een diameter van 15,9 cm; de onderste van 12,9 cm.
Ik demonteerde het uurwerk volledig, ontroestte alle onderdelen en zette de boel weer in elkaar. Ik plaatste een bel terug en met een vouwslingertje dat ik van een ketting maakte met een gewichtje eraan, twee gewichten en twee wekkergewichtjes, liep de klok volmaakt. De beide gewichten kocht ik op 29 oktober 2012 in Kaatsheuvel bij de webwinkel ‘Joke’, gespecialiseerd in klokken, voor € 28,50 en de beide wekkergewichtjes voor € 7,50.
Op internet ontdekte ik dat 'Buscau' een vrij veel voorkomende naam in Bar-le-Duc is. Onze ‘vriendin’ Colette Salles, die jaren in het ziekenhuis in Château-Chinon vertoefde en die we veelvuldig bezochten, is uit die stad afkomstig. Ze kende verschillende Buscau’s.
Bar-le-Duc ligt in de Champagne en is de hoofdstad van het departement Meuse (55). Op internet kon ik geen verwijzingen naar een horlogerie vinden.
- KLOK 8 -
KALENDERKLOK
Op 13 juli 2013 stond Houten weer op het programma, nu samen met mijn zwager Anco, die ik enthousiast had gemaakt. Vlak bij de ingang bevond zich een stand met een stuk of tien Comtoise-uurwerken in gelid liggend op een tafel. De een zag er nog beroerder uit dan de ander; roestbakken dus. Ik had me voorgenomen deze keer geen klok te kopen, maar alleen Anco bij zijn eerste aankoop van advies te dienen. Wel was ik op zoek naar een paar wijzers (o.a. eentje voor klok no.7, een open zonnetje) en een bel kon ik ook nog wel gebruiken.
We zochten een klok voor hem uit, maar intussen had ik zelf toch ook iets interessants opgemerkt: een Comtoise-uurwerk met datumaanwijzing (een derde wijzer die slechts een keer in de maand rondgaat). Zoiets kende ik nog niet. De klok had een eendelige feuille met een soort oogsttafereel, een drinkebroer op de voorgrond. Het was een spillegang. De deurtjes waren verdwenen, wel was er een achterkant en een bel, die een goede klank had.
Op de grond, onder de tafel, lag een stapel lelijke bloem- en harpslingers. Daar konden we gratis eentje uitkiezen, maar waarom zouden we... Spillegangen zijn er niet voor gemaakt om zware harpslingers te bedienen. Voor een klok + slinger vroeg de man € 40. Hij vertelde dat hij de klokken op een bazaar van de kerk in zijn dorp, ergens in Noord Holland, had gekocht.
Op de grond zag ik ook een aantal oude Comtoise-gewichten liggen, gewichten die, los van de klok, toch ook al gauw zo’n € 30 of meer kostten, wist ik inmiddels. Ik zei de man dat ik de klok wel wilde kopen, maar dan zonder bloemslinger. Daarvoor in de plaats wilde ik dan twee bij elkaar passende gewichten uitzoeken. Hij keek bedenkelijk, maar ging uiteindelijk toch akkoord. Voor Anco gold hetzelfde verhaal.
Verder kocht ik elders nog drie wijzers voor € 9 en een mooie bel bij de Duitse handelaar van klok no. 7. De bel moest € 20 opleveren, maar na wat heen en weer gepraat kon ik de bel voor € 10 meenemen!
Thuisgekomen moest ik de klok volledig uit elkaar halen, omdat het anders onmogelijk was hem schoon te maken.
Op de bovenkant staat gestanst: L F (of E F). De afmetingen zijn: l. 25 cm; h. 25 cm; br. 14 cm (inhoud 8,75 liter). De ietwat beschadigde wijzerplaat zonder opschrift heeft een doorsnede van 23,5 cm. De doorsnede van de bel is 13,5 cm. Het was niet moeilijk de klok weer aan de praat te krijgen.
Het meest bijzondere is natuurlijk de datumaanwijzing. Elke 24 uur schuift de derde wijzer en stukje op en doet er een maand over om helemaal rond te komen.
- KLOK 9 -
BEL EN GONG
Op 4 augustus 2013 waren we weer in Tamnay aanwezig op de jaarlijkse brocante. Ik was op zoek naar twee oude Comtoise-gewichten, die je nog maar sporadisch ziet. Tot mijn verbazing zag ik bij een handelaar twee op de grond liggen. Ze moesten € 40 opbrengen. Dat had ik er niet voor over. Daarom deed ik een tegenbod, maar de man was niet te vermurwen. Het zijn oude gewichten en die zijn zeldzaam, zei hij, en hij bleef aan zijn prijs vasthouden. Dit kwam me bekend voor. Had ik de man al niet eens eerder gezien?
We liepen door. Van een kennis, die we ontmoetten, hoorden we dat er aan het eind van de markt twee Comtoises, elk in een doos, lagen. Erop af dus. Toen we op de bewuste plek kwamen, zag ik in een kartonnen doos een Comtoise-uurwerk liggen, de tweede was dus net verkocht. Het was een ankergang met een lelijke ovale cartouche er om heen, blote engeltjes en zo. Er was geen slinger, wel een mooie bel en twee deurtjes. De klok was redelijk schoon van binnen en hoefde dus niet gedemonteerd te worden. De wijzers vond ik niet mooi (later zou ik daar wel anders over denken...). De wijzerplaat zag er redelijk uit en had geen opschrift, maar wel de cijfers van de data van de maand (kalenderaanduiding). De derde wijzer ontbrak echter.
Ik vroeg wat de klok moest kosten. € 40, zei de man. Ik zei dat ik dat te veel vond en er niet meer dan € 25 voor over had. De man, die waarschijnlijk voelde dat ik de klok toch niet zou kopen, liep intussen naar een andere klant, zonder mij nog een blik waardig te keuren. Omdat ik dacht dat hij mijn tegenbod niet gehoord had, riep ik hem nogmaals mijn prijs na: € 25. Hij riep terug: regel het maar met mijn vrouw. Ik liep naar de vrouw en zei dat ik belangstelling voor de klok had. De vrouw die waarschijnlijk alleen mijn luide tegenbod gehoord had, vroeg: wat was de prijs ook al weer, € 25 is het niet? Omdat ik van de man baalde vanwege zijn onverschilligheid (weer zo’n Hollander die niets koopt), liet ik haar in de waan en zei dat dit klopte. Ik betaalde, pakte de doos met inhoud op, vouwde het deksel erop en liep naar het parkje waar ik met Janneke had afgesproken.
Tijdens het lopen hoorde ik steeds een vreemd gerammel, dat ik niet thuis kon brengen. Er zat waarschijnlijk iets los. In het parkje haalde ik de klok uit de doos en toen zag ik pas dat de klok een houten achterkant had. Daar zat van binnen dus een gong tegenaan bevestigd, die dat geluid maakte. Ik stond perplex. Ik was dus in het bezit van een wel heel bijzonder exemplaar gekomen: een Comtoise-uurwerk dat zowel op een bel als op een gong slaat. Daar had ik nooit eerder van gehoord, laat staan gezien.
Thuis verwijderde ik eerst de lelijke blote engeltjes-cartouche. Nu zag ik dat het een opvallend grote klok was. Vrij laat waarschijnlijk, ongeveer 1880, schatte ik. Ik demonteerde de gong en kon nu pas goed het bijzondere interieur zien: stangen en scharnieren die ik uiteraard nooit eerder was tegengekomen - de overbrenging van bel naar gong en omgekeerd. Maar hoe werkte dat allemaal?
Ook zag ik dat er geen kalendermechanisme in de klok aanwezig was. De wijzerplaat hoorde dus niet bij deze klok, of het kalendermechanisme was verwijderd, maar dat leek me sterk. Wie zal het zeggen?
Ik maakte de klok schoon, fotografeerde en detail de gong/bel-overbrenging en haalde de zaak zorgvuldig uit elkaar. Daarna monteerde het geheel en vroeg me af of het allemaal nog werkte en op welke manier - een spannend moment. Ik hing er gewichten aan, een slinger en wachtte af wat er zou gebeuren. De zaak liep op rolletjes en toen de klok het hele uur sloeg, zag ik dat de bel in werking werd gesteld. Dan zal de halfuurslag op de gong zijn, nam ik aan, maar na twee minuten zette het bijzondere mechaniek zich in beweging en sloeg de klok voor de tweede keer het hele uur, maar nu op de gong. Het was een wonder! Een half uur later was er weer een belslag.
De afmetingen van deze Comtoise zijn: l. 27,5 cm; h. 28 cm, br. 15 + 2 cm, (inhoud 11,55 liter). De diameter van de wijzerplaat is 26 cm. De maten van de klok komen overeen met die van onze eerste Comtoise: klok no. 1 - de Blessing Petitote, uit St. Seine. Het is steeds verrassend om de klok de hele uren afwisselend op de bel en op de gong te horen slaan.
- KLOK 10 -
"ACHTERLOPER"
Op 12 juli 2014 liep ik op de klokkenbeurs in Houten tegen het ‘karkas’ van een zogenaamde ‘achterloper’ aan (een zeer vroeg Comtoise-uurwerk - in elk geval vóór 1820 - waarbij de slinger aan de achterkant zit; een spillegang uiteraard). Dat moest een ‘Haantje’ of een ‘Belhekje’ zijn geweest; in complete staat onbetaalbaar. Iets dergelijks was ik nog niet eerder tegen gekomen en ik had dan ook moeite om mijn enthousiasme voor de verkoper te verbergen en zo neutraal mogelijk de klok te bekijken.
De man die uit Heerhugowaard bleek te komen (daarover later meer) vroeg er € 125 voor. Uiteraard kwam ik met mijn bezwaren: er zit geen bel op, geen (draad)slinger, geen gewichten, geen wijzerplaat, geen achterkant, geen deurtjes, geen wijzers, geen opwindkoorden, geen opwindsleutel. Niets dus, slechts een kaal uurwerk. Wel was er een opvallende metalen frontplaat waar de wijzerplaat aan bevestigd was geweest, met uitsparingen voor de sleutelgaten en in de vier hoeken afgezaagde klinknageltjes waar de vier koperen versieringen moeten hebben gezeten.
Ja, maar het is wel een achterloper, zei de man, en die zijn zeldzaam. Hij noemde de kenmerken en wees ze aan: de houten opwindrollen, de twee bladveren, een metalen uur- en minutenrad, een metalen windvleugel. Nu, dat had ik ook allemaal al gezien. Aan de echtheid viel niet te twijfelen. Ik probeerde te onderhandelen, maar dat liep op niets uit, behalve dat hij er gratis een nieuwe wijzerplaat bij zou doen, een bolle, speciaal voor haantjesklokken. Daar had ik uiteraard geen belangstelling voor: een vlag op een modderschuit. Ik wimpelde het dus af en liep door. Dan maar niet. Ik wilde nog wat verder kijken en het later op de dag eens proberen. Lukte het niet, dan maar de volle mep betalen. Wanneer zou ik weer een kans krijgen een achterloper als 'opknappertje' tegen het lijf te lopen?
Op een gegeven moment ging weer terug en probeerde nog een keer te onderhandelen. Ik bood € 80, maar de man luisterde nauwelijks. Bij nader inzien bleek hij een norse, weinig flexibele man. Ik ging naar € 90, maar ook dat had geen effect. Het was zinloos, merkte ik, maar ik had geen zin om hem in zijn starre houding te laten. Ik probeerde het nog een laatste keer. Ik bood €100 en zei daarbij dat hij zijn wijzerplaat kon houden. De man zag dat het me ernst was en dat ik op het punt stond om weer weg te lopen. Hij ging akkoord, met pijn in z’n hart, merkte ik, maar ik vermoedde dat hij van mijn gezeur af wilde zijn.
Toen ik betaald had, ontdooide hij. Hij vertelde dat hij tachtig jaar was en dat het hem steeds moeilijker werd om vier keer per jaar naar de beurs in Houten te komen. Thuis, in Heerhugowaard had hij nog tientallen klokken liggen, ook achterlopers en veel onderdelen, gewichten, slingers, bellen etc, die hij wel kwijt wilde. Hij gaf me zijn telefoonnummer en een kreukelig stenciltje, waarop alles wat hij te koop aanbood vermeld stond, met de prijzen erbij. Ik beloofde hem eens op te bellen voor een afspraak.
Eenmaal thuis bekeek ik met behulp van mijn Comtoise-boek mijn aanwinst nog wat beter. Het klopte allemaal. Bovendien zag ik nu ook dat de vier stijlen aan de onderkant gesloten waren: een belangrijk kenmerk van een achterloper. Dat was nieuw voor mij. Ook de grote, in een krul eindigende ontkoppelarm was origineel, de urenpijp was lang, wat duidde op een bolle wijzerplaat, het slagwerk werd door middel van het sterrad op het uurrad in werking gezet. Minder tevreden was ik over het korte slingerhuis, dat boven de bel zou moeten uitsteken, maar er was geen bel. Daar moest ik dus een oplossing voor vinden. Wel zat er een mooie slanke belhouder op. Nee, ik was dik tevreden. De maten zijn: l. 24 cm; h. 25 cm; br. 14 cm (inhoud 6,00 l). Het slagwerk heeft een dwangslagmechanisme.
De dagen daarop ontmantelde ik de klok volledig, maakte de onderdelen, die niet eens erg vervuild waren, schoon en zette het zaakje weer in elkaar. Er kwamen nieuwe koorden om de houten opwindrollen, ik improviseerde een lange draadslinger, die minstens 1.55 meter lang moest zijn, had ik gelezen, ik had nog wel een bel over, gewichten, wijzers en toen moet het gebeuren. Het was geweldig! Het liep allemaal perfect. Het mooiste was wel de enorme trage uitslag van de 'achterlopende' slinger, die op het laagste punt wel 20 cm bedroeg.
Daarna was het een kwestie van zoeken naar de ontbrekende onderdelen. Ik wilde er geen nep-haantje van maken (de imitatie messing gietstukken waren op de beurs in Houten genoeg te koop), maar ik koos voor een messing gezaagd belhekje, vier versieringen (nieuw uiteraard), die ik een paar maanden later kocht. Verder een kleine bel, wijzers en gewichten. Een probleem was natuurlijk de bolle wijzerplaat, die zou ik nooit in originele staat kunnen krijgen en voor een nep-wijzerplaat voelde ik niet. Dus voorlopig bleef de klok open. Niet gek eigenlijk, omdat je zo een goed beeld kreeg van het bijzondere interieur van deze klok. Dat bracht mij op het idee er een omhulsel van polycarbonaat (een soort plexiglas) om te zetten. Rob, een kennis van mij, die al eerder iets voor mij gerepareerd had, zou ze op maat zagen. Ik kocht de platen bij de Praxis en bracht die op 14 september 2015 naar Rob. Op 19 oktober kon ik de polycarbonaat-plaatjes weer ophalen. Na wat bijvijlen pasten ze perfect. Ik plaatste de ‘doorzichtige’ achterloper op een opengewerkte sokkel voor het raam. Tot nu toe het topstuk van mijn verzameling!
INTERMEZZO
Om dit verhaal af te maken: op 16 december 2014 togen mijn klokkenmaatje Anco en ik naar Heerhugowaard om te kijken of er voor ons nog wat te handelen viel. Stel je voor dat de man het hele zaakje voor een zacht prijsje van de hand wilde doen; hij wilde er immers van af. Om kort te gaan: we kwamen van een koude kermis thuis. Na een kopje thee gingen we eerst naar een schuurtje waar een twintigtal oude lijkjes op de grond lag, ook gewichten en kratten vol met Comtoise-onderdelen. Over prijzen wilde de man nog niet praten. We moesten eerst maar eens op zijn zolderkamer kijken. Ook daar lagen zeker dertig Comtoises netjes in het gelid op de grond. Om te watertanden allemaal. De ene zag er beter uit dan de ander. Hij wees op twee achterlopers. Hier en daar lagen briefjes met de prijs erop geschreven. Ik zag geen prijs beneden de € 80. Ik probeerde over een achterloper te onderhandelen, maar daar was geen sprake van. De prijzen liggen vast, zei hij.
Anco en ik keken elkaar aan. Dan gaan we maar weer, besloten we. Op de trap naar beneden opende hij nog een deur, waarachter we een slaapkamer vermoedden. Het bleek zijn werkkamer te zijn, waar hij in het verleden zijn klokken repareerde. Hier geen klokken, maar tafels vol met onderdelen. Om niet helemaal met lege handen thuis te komen kocht Anco een bel, waar hij maar liefst € 40 voor moest neerleggen en ik een aardige bewerkte pendel voor een vouwslinger met een ingegraveerde Franse lelie bestemd voor een vouwslinger voor € 20 en een stoprad voor € 7,50. We gingen nog even terug naar de kamer waar zijn vrouw met thee wachtte, maar daar hadden we weinig zin in. Toen wees hij op een prachtige, complete en vrolijk tikkende Comtoise aan de muur, met een volgens hem zeer bijzonder uurwerk. Daar wilde hij graag vanaf. We konden die meteen meenemen voor € 100. We stonden perplex. Dit stond toch in geen enkele verhouding tot die niet incomplete ‘karkasjes’ op de zolder, maar we hadden uiteraard geen belangstelling. Toen hij ons uitliet vertelde hij dat hij wel met zijn klokken zou blijven zitten, maar dat vond hij niet erg. Na zijn dood zou zijn zoon alles opslaan in een berging en het daar bewaren. Misschien dat het later allemaal veel meer waard werd.
Een vreemde man...
- KLOK 11 -
TAMNAY (3) 2014
Nog geen maand later, op 3 augustus 2014, bezochten Janneke en ik de jaarlijkse brocante in Tamnay weer; het was traditie geworden. Ik had met mezelf afgesproken niet meer dan € 30 voor een ‘uitgeklede’ klok over te hebben. Er kwam toch nog genoeg bij: gewichten (doorgaans € 30 à € 40), een bel (al gauw € 25), een slinger (zo’n € 15), eventueel een wijzerplaat, achterkant, zijdeurtjes, een opwindslinger. Je moest zeker op meer dan € 100 extra rekenen. Trouwens, had ik eigenlijk nog wel een klok nodig?
Ook nu bleek dat Comtoises op de Franse brocantes steeds zeldzamer worden. Er lag er eentje, een late, met een afschuwelijke bloemslinger: € 150. Daar had ik geen belangstelling voor. Even verderop, vlak voordat we wilden vertrekken, zag ik tot mijn verrassing in een sinaasappelkistje een toch wel erg aantrekkelijk Comtoise-uurwerk liggen: compleet! Zo had ik het nog maar zelden aangetroffen. Het was een spillegang met een mooie, oude tweedelige feuille (griffioenen), een gave wijzerplaat (kleine cijfers; geen opschrift), zonnewijzers, een bel, vouwslinger, achterkant, deurtjes. Bovendien bijzondere, lange handgemaakte gewichten, die je nauwelijks meer tegenkomt en daardoor zeer prijzig zijn.
Ik vroeg of ik de klok van binnen mocht bekijken. Dat mocht. Een van de deurtjes viel meteen op de grond, omdat een scharniertje kapot was. Het is een hele oude hoor, zei de man, alsof het zijn schuld was. Nu dat had ik allang door. Onder het koperomslag zag ik de houten opwindrollen (iets wat voor mij alleen al om euforisch te worden was), uiteraard waren er twee aandrukveren (in plaats van gewichtjes). Aan de gaten in de boven- en onderplaten kon ik zien dat de klok vroeger een wekker had; het prachtig gestoken koperen wekkerschijfje zat nog achter de wijzers. Interessant waren de beide muntjes met een gat boven de gewichten, om te voorkomen dat de gewichten te ver opgedraaid zouden worden. Het ‘karkas’ was ernstig vervuild, maar het binnenwerk goed onderhouden, alleen veel te vet.
De man vroeg er € 100 voor. Dat vond ik uiteraard te veel en dat zei ik ook, maar ik zei er niet bij dat ik het nu behoorlijk moeilijk had. Waar bleef ik nu met mijn principe: niet meer dan € 30? Maar dit was natuurlijk een uitzondering en een buitenkansje: een complete klok! Voor mij was dat voor het eerste. Ik kon deze klok niet laten schieten, dat stond als een paal boven water en deed een tegenbod: € 60. De man dacht dat ik hem voor de gek hield. Hij vertelde dat hij de mensen kende bij wie deze klok tientallen jaren in een klokkenkast had gestaan en van wie hij de klok had gekocht. Hij overlegde met zijn vrouw. Ik was benieuwd. Zij kwam erbij staan met een originele opwindsleutel in haar hand. Die kon ik erbij krijgen, maar hij bleef bij zijn prijs. Ik praatte nog wat en verhoogde mijn bod met een tientje. De man keek zijn vrouw aan. Ze knikte en ze zakten ook een tientje tot € 90. Ik dacht: nu moet ik het spel scherp spelen en zei: ik blijf bij € 70, anders gaat het feest niet door en ik maakte aanstalten om weg te lopen. Dat risico moest ik dan maar nemen. € 80 riep de man me na, die natuurlijk die dag ook wel wat wilde verdienen. Ik wilde nu niet flauw doen en ging akkoord. Dolgelukkig verliet ik met mijn kistje de markt.
Thuisgekomen ging ik meteen aan de slag. De beide muntjes bleken twee 10 cent-stukken te zijn: de ene uit 1918, de andere uit 1941 (mijn geboortejaar!). Omdat ik de klok goed wilde schoonmaken en leren kennen, haalde ik hem helemaal uit elkaar, al was dat eigenlijk niet nodig. Toen ik aan de opwindrollen toe was en de koperen bussen van de houten rollen wilde schuiven, zag ik tot mijn grote verbazing dat rond de rol van het lopende werk een stuk papier zat, duidelijk met de bedoeling de waarschijnlijk iets gekrompen houten rol tegen de binnenkant van de bus vast te klemmen. Voorzichtig en met veel geduld, als was ik een archeoloog, wist ik het opgerolde papier vrij te krijgen. Het bleek een oude rekening te zijn (niet van de klok) waar met enige moeite enkele woorden en halve zinnen waren te lezen. Maar wat het belangrijkste was dat er een datum te onderscheiden viel: ‘le 1e avril 1824'.
Dit was natuurlijk schitterend. Wat een vondst! Deze oude spillegang stamde in elk geval uit de periode van vóór 1824. Dat klopte volledig met de uiterlijke kenmerken. Ik neem aan dat het stuk papier er tussen gezet is bij een reparatie. Door het krimpen van het hout kon het lopende werk immers niet meer opgewonden worden en koos men voor deze simpele oplossing, niet wetende dat iemand 190 jaar en 4 maanden later deze reparatie aan het licht zou brengen.
Ik zette de klok weer in elkaar. Uiteraard zonder het documentje, dat ik zorgvuldig zou bewaren en dat bij de klok moest blijven als die weer eens van eigenaar zou wisselen. Omdat ook de achterkant beschreven was, plaatste ik het geheel tussen twee glasplaten. Op een strookje papier schreef ik mijn eigen tekst, voorzien van de datum van dat moment, draaide die om de rol, schoof het busje er omheen en zette de hele boel weer in beweging. De klok liep voortreffelijk. Het is de vraag of ook die tekst ooit eens blootgelegd zal worden.
De maten van de klok zijn: hoogte 24,5 - breedte 24 - diepte 13,5 cm met een inhoud dus van 7,94 liter. Exact dezelfde maten als de klok die we van Paquita kregen (klok 2). Broertje en zusje dus. De feuille met aan beide kanten griffioenen is heel authentiek. In oude boeken over Comtoises kom je ze af toe tegen. De diameter van de bel is 12,5 cm, van de wijzerplaat: 24 cm.
- KLOK 12 -
CORBIGNY (1) 2014
In dezelfde maand, 20 augustus 2014, wilden we weer eens naar de belangrijke brocante in Corbigny. Deze duurt twee dagen en strekt zich zowel over een groot deel van het stadje uit als op het grote terrein van de maandelijkse veemarkt. Het was er altijd ontzettend druk. Steels keek ik uit naar Comtoise-klokken, maar die waren nergens te vinden. We besloten nog een laatste ‘straatje’ op het marktterrein door te lopen, toen ik opeens in een onbestemd hoekje drie Comtoise-uurwerken op de grond zag liggen, te midden van allerlei andere rommel. Twee klokken waren voorzien van wijzerplaten en overdadig vormgegeven cartouches. Late klokken in elk geval. Ik keek er nauwelijks naar, omdat ik niet in die opsmuk was geïnteresseerd. Ernaast lag een roestig ‘karkas’, ontdaan van alles wat een klok aantrekkelijk kan maken: geen bel, geen wijzerplaat of wijzers, geen deurtjes, geen slinger, geen opwindkoorden. Niets van dat al. Misschien was het wel eens aardig zoiets aan te schaffen, omdat ik al een poosje met de gedachte speelde zelf een ombouw of een klokkenkast te maken met een spiegel als achterwand van het uurwerk. De weerspiegeling van het interieur zou een bijzonder effect geven, stelde ik me voor.
Ik vroeg of ik de klok mocht bekijken. Het bleek een ankergang, die behoorlijk verroest was, maar nog goed op te knappen. Er zat zelfs een wekkermechanisme in. De prijs was € 40, belachelijk veel voor zo’n misbaksel. Ik zette hem weer neer en wilde weglopen, toen de man, die een aardige indruk op me maakte, zei dat er een doosje met losse onderdelen bij hoorde. Hij liet me de inhoud zien. Er zat een belhouder in, twee hamers (eentje voor de wekker), twee wijzers, een opwindsleutel en nog wat andere spulletjes. Toch vond ik de prijs te hoog en ik zei hem dat. Dan maken we er toch € 30 van, zei de man. Voor mij gaf dat de doorslag. Ik deed een tegenbod van € 20. Hij lachte en zei: voor € 25 kunt u hem meenemen.
Ik betaalde en we praatten nog wat over klokken na. Hij vroeg of ik de beide andere ook wilde hebben. Die kon ik krijgen voor € 40 samen. Vreemd eigenlijk, misschien had ik hem verkeerd verstaan, maar ik zei dat ik geen interesse had.
Toen we in de auto op weg naar huis waren, vroeg Janneke me waarom ik niet naar die andere klokken had gekeken. Op de ene wijzerplaat stond namelijk 'Château Chinon'. Daar baalde ik van. Ik had er nauwelijks naar gekeken, dus ik had dat niet gezien, maar ik had geen zin terug te gaan, een nieuwe parkeerplaats te zoeken en weer de overvolle markt op te gaan. Daarom liet ik het maar zo.
Eenmaal thuis was er weer even een teleurstellend moment. Bij nader inzien bleek dat het stoprad ontbrak. Dat had ik moeten zien, maar ik had te oppervlakkig gekeken. Nu moest ik maar zien of ik het juiste rad op de beurs in Houten te pakken kon krijgen.
Ik maakte de klok schoon. Uiteraard kon ik alleen het lopende werk in werking zetten. Het slagwerk moest nog wachten tot ik een passend stoprad had gevonden. Dat bleek nog niet mee te vallen. Van de eerste die ik in Houten kocht was het asje net iets te lang. Ik vijlde er wat aan, maar het was geen succes. Daar moest ik iets anders op verzinnen. De tweede kocht ik in Heerhugowaard. Het asje was precies van de juiste lengte, maar nu had het tandrad te weinig tanden en was daarom niet te gebruiken. Daarom moest ik nog een derde kopen. Dat gebeurde enkele maanden later weer in Houten. Tot op de millimeter had ik het uitgerekend en getekend, maar helaas, ook nu ging het mis, al scheelde het niet veel. Het asje zat een beetje klem. Ook daar moest aan gevijld worden. Ik besloot dat nu niet zelf te doen maar er mee naar Rob te gaan op de dag dat ik het polycarbonaat zou brengen voor de achterloper. Hij vijlde er op zijn geperfectioneerde draaibank iets af en boorde het gat in de zolderplaat iets uit, zodat de stijl een fractie naar voren kon worden geplaatst. Dat bleek de oplossing te zijn!
De klokkenkast voor het uurwerk uit Corbigny timmerde in het voorjaar van 2015 in elkaar (lengte 190 cm). Ik gebruikte daar hout voor van planken die ik nog in voorraad had. De spiegel achter het uurwerk zorgde voor een bijzonder effect. Het geheel werd afgesloten met een afneembare glasplaat. Als gewichten gebruikte ik de lange wit-marmeren staven, die ieder precies vier kg wogen, en waar Wil, een kennis in Frankrijk, op 21 november 2015 gaten in had geboord. Met 2-componentenlijm zette ik daar de beide ophanghaken in vast. Hetzelfde gebeurde trouwens met twee langgerekte natuurstenen die ik in de toekomst eveneens als gewichten van plan ben te gaan gebruiken, als alternatief voor de bekende zwarte comtoise-gewichten. De afmetingen zijn van het uurwerk zijn: l. 24,5 cm; h. 27,5 cm; br. 14,5 cm. Inhoud: 9,77 l.
INTERMEZZO
Op zondag 20 juni 2015 reden we naar ALLUY, een dorpje aan het Canal du Nivernais, bij Châtillon-en-Bazois, waar we soms wandelen. Volgens het programma zou er een brocante moeten zijn, maar het dorp was uitgestorven. Toen we Alluy uitreden zagen we een pijl die in de richting van de brocante wees, een paar kilometer buiten het dorp. Het bleek een maandelijkse markt te zijn, die weinig voorstelde. Veel waardeloze troep en een paar Nederlandse standhouders die wat kitsch probeerden te verkopen. Er stond een grote loods, waar ook het een en ander opgeslagen was; vooral meubels. Tot onze verbazing stonden er ook drie Comtoises, compleet in hun grote klokkenkasten. Lelijke, protserige bloemslingers. Late klokken dus, eind 19e eeuw. De prijzen stonden op briefjes vermeld: zo rond de € 300. Afgeprijsd bleek later.
Ook stond er een lege comtoisekast. Dat had ik niet eerder aangetroffen. Niet geweldig mooi, maar wel in redelijke staat. Daar zou ik wel wat mee kunnen doen. Op het briefje stond vermeld: € 50. Misschien viel er iets op af te dingen. We gingen op zoek naar de eigenaar, die ergens op de markt met iemand stond te praten. Hij liep mee en aan alles was te zien dat hij de kast wel eens kwijt wilde. Ik vroeg, vanwege het briefje, of het de uiterste prijs was. Dat klopt, zei hij, maar als u wilt afdingen, vind ik het best. De kast is namelijk afgeprijsd en hij trok het kaartje eraf. Een nieuw kaartje werd zichtbaar: € 80. Wat is uw bod? vroeg hij lachend, als u 50 biedt, zak ik naar 70 en komen we misschien uit op € 65. Daar had ik niet van terug. Was dit een truc? Maar dan wel een slimme. Ik zei; laten we het dan maar op het afgeprijsde bedrag houden en ik gaf hem een briefje van € 50.
We laadden de boel in de auto, waarbij de man zich nogal uitsloofde. Het kon maar net; de lengte van de kast was 2.32 m. Janneke moest achterin zitten. Thuisgekomen maakte ik de kast schoon en ik besloot hem zwart te verven, met grijze ‘biezen’. Het resultaat was lang niet gek. Een oude kast kreeg daarmee een meer eigentijdse aanblik. Zo’n kast was er verder in heel Frankrijk niet te vinden. Ik zette er een uurwerk in, uiteraard zonder feuille, waardoor het leek alsof die boven de beide verhoginkjes zweefde.
- KLOK 13 -
CORANCY 2015
Op zondag 26 juli 2015 reed ik naar Corancy, een dorpje halverwege Château-Chinon. Er waren de hele dag festiviteiten, waaronder een brocante. Ik had niet de opzet weer een Comtoise te kopen, maar ik wilde wel op de hoogte blijven van wat er zoal werd aangeboden, maakte ik mezelf wijs. Op de brocante in Corancy waren we niet eerder geweest. Er waren redelijk wat stalletjes, waaronder een stand met in een plastic krat, op een rubberen kleedje, een compleet Comtoise-uurwerk, een heel vroege spillegang, zag ik onmiddellijk. De gewichten en de vouwslinger lagen er naast. Er was zelfs een opwindsleutel bij. Er stonden twee vrouwen, die geen notitie van me namen, dus ik kon rustig kijken. Het zag er interessant uit. Ik liep nog even door en zag dat er op de markt verder geen enkele klok meer werd aangeboden.
Ik ging terug en vroeg aan een van de vrouwen of ik de klok mocht bekijken. Dat mocht. Er was geen bel, wel een tweedelige feuille - ook een teken van hoge ouderdom. Tot mijn verbazing zag ik boven op de klok een bijzonder mechaniek dat een gong moest aandrijven; daarom was er geen bel. De gong zat achter de klok in een smal klankkastje weggewerkt, dat er iets bovenuit stak. Heel bijzonder. Zoiets had ik nog nooit gezien. Een deurtje ontbrak, zodat het gemakkelijk was het interieur te bekijken. Dat zag er perfect uit. Een zeer goed onderhouden klok; nauwelijks roest. Die had nooit ergens op een zolder gelegen, dat kon je zo zien. Ook op de wijzerplaat, met enkele bescheiden bloemetjes beschilderd, viel niets aan te merken. Nauwelijks craquelé. De plaat leek nieuw, maar ik kon wel zien dat dit niet zo was. Het opschrift was zeer interessant:
SIBILLAT
à CHATEAU CHINON
Hoe was het mogelijk. De klok was dus indertijd van hieruit gedistribueerd! Dat was een buitenkansje!
Ik vroeg wat de klok moest kosten. € 50, was het antwoord. Dat was natuurlijk niet veel voor zo’n bijzondere en vooral complete klok, met alles erop en aan. Dat was hij zeker waard. Toch deed ik een tegenbod; ik was immers niet echt op een klok uit: € 35. Daar wilde ik me echt aan houden; buitenkansje of niet. De vrouwen keken elkaar aan. Nee, de ene vrouw had van haar man de opdracht gekregen het niet onder hun prijs te doen. Ze liep het prachtige huis in, waarvoor hun kraampje stond. Haar man zou over een uurtje terugkomen, dacht ze. Met hem kon ik misschien onderhandelen. Maar dan ben ik hier niet meer, zei ik, zolang kan ik niet wachten en ik bleef stug bij mijn € 35. Als zij niet wilden zakken, dan wilde ik niet stijgen. Jammer, dan gaat de koop niet door, zei ik, onbewust opgelucht dat ik er niet weer een Comtoise bij had. We lachten nog wat naar elkaar - het waren aardige vrouwen - en ik liep naar de auto, maar het zat me niet lekker. Ik reed naar huis en overlegde met Janneke, die niet mee was, wat te doen. Ze had best in de gaten dat ik de klok graag wilde hebben. Tot m’n verrassing zei ze: doe het dan maar, anders blijf je onrustig en krijg je misschien later spijt.
Ik reed weer terug naar Corbigny. Achter het tafeltje zat nu een meisje van een jaar of vijftien. Het krat met het uurwerk lag er nog. Ik vroeg of meneer of mevrouw aanwezig was. Ze liep het huis binnen en kwam met een van de beide vrouwen weer naar buiten. Nee, haar man was nog niet thuis. Wat nu, vroeg ik, heb ik dat hele eind gereden en kunnen we nog geen zaken doen. Ze lachte: neem hem dan maar mee voor € 35. Ze had dus mijn tegenbod onthouden. Ik wist niet wat ik hoorde. Ik betaalde en bracht de boel naar de auto en in een juichstemming reed ik naar huis.
Toen kon het feest pas goed beginnen. Voorzichtig haalde ik de spullen uit het krat. Het uurwerk zag er perfect uit. Ik hoefde er niets aan te doen. Ik zette hem op een klokkensokkel en de boel liep meteen. Het later geconstrueerde slagmechanisme boven op de klok was een wonder van techniek. Heel erg bijzonder! De initialen van degene die dit alles gemaakt had, alsmede enkele getallen, stonden er met potlood op geschreven: TJB 1-10-97 (misschien 1 oktober 1897). Zou het mogelijk zijn achter de identiteit van die persoon te komen?
De maten zijn: l. 24,5 cm; h. 24,5 cm; br. 14 cm. Inhoud: 8,40 l. De doorsnede van de wijzerplaat is 22,5 cm.
Ik was dus erg blij met mijn nieuwe aanwinst. Alles erop en eraan, behalve dat ene ontbrekende deurtje. Waar zou dat zijn? Ik kon natuurlijk op de eerstvolgende klokkenbeurs in Houten een los deurtje kopen, die ongeveer dezelfde maat had - dat was geen punt. Maar toch... Ik had een sterk gevoel dat het deurtje nog ergens in de schuur in Corancy moet rondzweven.
Omdat we de volgende dag naar Château-Chinon moesten om boodschappen te doen en we toch langs Corancy kwamen, besloot ik nog even bij de vorige eigenaars van de klok langs te gaan. Misschien waren ze het gewoon vergeten.
De vrouw keek verbaasd toen ik aanklopte. Van een ontbrekend deurtje wist ze niets - ik had het er ook niet over gehad. Maar ze wilde wel even in de schuur kijken. Samen liepen we de grote, vrij donkere schuur binnen, waar nogal wat interessante spullen stonden, tafels, stoelen, kasten en andere antiquiteiten. Ik begreep dat het moeilijk was om hier naar een simpel ijzeren deurtje van 13 x 24 cm te zoeken. Dat was natuurlijk geen doen. De vrouw liep naar een lange, diepe kast, die op zijn kant lag. ‘Volgens mij lag uw klok hierin,’ mompelde ze. Ze ging op haar knieën zitten en rommelde met haar hand in het donker van de kast. ‘Hier ligt iets,’ zei ze, ‘een stukje metaal, denk ik.’ Ze trok het naar voren en tot mijn verbazing had ze het deurtje in haar hand. ‘Bedoel u dit?’ vroeg ze. Ik sprong een gat in de lucht. Ik kon haar wel omhelzen. ‘Ja, natuurlijk,’ riep ik, ‘dit is het ontbrekende deurtje. Fantastisch!’
Ze gaf me het deurtje en ik bedankte haar uitbundig. Samen liepen we weer naar buiten. Waarschijnlijk aangestoken door mijn enthousiasme draaide ze zich om en zei: ‘Volgens mij moet de klokkenkast hier ook nog ergens liggen, maar dat is brandhout hoor. Als u interesse hebt zal ik mijn man vragen er even naar te zoeken. Die kast kunt u voor niets meenemen.’
Ik was verrukt. Natuurlijk wilde ik dat. Ze keek om zich heen, maar zag haar man niet. Als ik over een uurtje terug zou komen, zou hij de kast wel hebben opgeduikeld, meende ze. Ik vertelde dat we op weg waren naar Chateau-Chinon om boodschappen te doen. Op de terugweg zouden we nog even langskomen.
Een uurtje later stopten we weer voor het huis. We liepen de binnenplaats op en daar zagen we de klokkenkast, zomaar losjes in het gras. Ik wist niet wat ik zag. Ze had gelijk. De kast had zijn beste tijd gehad: hier en daar vermolmd, sommige naden waren slordig met stopverf gerepareerd, maar wat ik belangrijk vond was de bovenkant van de klokkenkast, waar het uurwerk in had gestaan. Die zag er redelijk uit, vooral het originele glazen deurtje dat er nog voor zat. Dat was bijzonder. Bij de meeste klokkenkasten, die ik tot nu gezien had, ontbrak het in vorm gesneden glas.
Voor de zekerheid vroeg ik de man, die ik dus nu voor het eerst zag, wat hij er voor vroeg. ‘Niets,’ zei hij. ‘Ik ben allang blij dat ik hem straks kwijt ben, anders gooi ik hem vandaag nog op de vuurplaats.’ Omdat de kast zo lang was, dat hij nauwelijks in de auto paste, spraken we af dat ik hem in de loop van de middag zou komen ophalen. Hij zou net passen tussen de voor- en achterruit, als de bijrijderstoel neer geklapt zou zijn en de hoedenplank eruit.
Dat was dus afgesproken. Op weg naar huis kochten we in Chaumard een lekker flesje. Ik kon toch niet helemaal met lege handen aankomen. Ik noteerde de naam die met potlood op de achterkant van het gongkastje stond geschreven. Misschien wisten ze wie dat was.
Tegen drie uur ging ik in m’n eentje terug naar Corancy. Ik reed de binnenplaats op. De klok stond nu tegen de muur van de schuur geleund. Men had een touw om de bovenkant van de kast gebonden. Tot mijn verbijstering zag ik dat het deurtje er half uithing. Het glas lag aan gruzelementen op de grond. Ik kon wel janken.
De man kwam naar buiten. ‘Sorry,’ zei hij, ‘maar de kast is omgewaaid. Het glas is kapot.’ Ik deed net of ik het niet erg vond en gaf hem mijn flesje wijn, dat hij niet wilde aannemen. Ik zette de fles op een muurtje en vroeg naar de naam die op de achterkant van de klok stond. Daar wist hij niets van. Misschien dat zijn vrouw het wist, want de klok was een erfstuk uit haar familie. De klok had altijd bij haar thuis in Nevers gestaan en daarvoor bij haar grootouders. We liepen de gezellige grote kamer binnen, waar veel antiek stond. Zijn vrouw zat achter een spinnewiel, maar ze had er geen idee van wie er achter die naam zou zitten. Ik zag dat de man mijn flesje wijn in de hand had. ‘Zullen we die openmaken?’ vroeg hij. Ik zag dat niet zo zitten en zei dat ik nog het een en ander te doen had.
Samen met de man legde ik de klokkenkast in de auto. Het kon maar net. Hartelijk namen we afscheid van elkaar. Onderweg bedacht ik hoe stom het was geweest die weinig stabiele kast zomaar in het gras te laten staan. Dat was vragen om moeilijkheden. Ik had dat moeten voorzien en hem tegen de schuur moeten zetten.
Een week later ontmoette ik de vrouw op de brocante in Chaumard, waar ik weer een Comtoise-uurwerk kocht (no. 14). Ze herkende me en vroeg hoe het met de klok ging.
In het najaar behandelde ik de klokkenkast. Ik repareerde het deurtje (al bleek later dat ik het toch niet nodig had), haalde de lelijke stopverf weg, zaagde de vermolmde pootjes eronder vandaan, verwijderde de hele bovenkant, zette alles stevig in de houtlijm, schuurde het geheel en beitste de kast tenslotte. Het was een plaatje! De kast was dus nu een stuk korter geworden. Ik zette het uurwerk er bovenop, zonder omhulsel dus, maar dat stond best aardig.
Een jaar later kocht ik op de brocante in Corbigny een los bovenstuk van een Comtoisekast (zie bij no. 15). Ook die knapte ik op en plaatste hem bovenop de Corancy-kast. Het paste allemaal perfect. Ik was dik tevreden!
- KLOK 14 -
CHAUMARD 2015
Op zaterdag 1 augustus 2015 ging ik op de valreep - de volgende dag zouden we vertrekken - nog even naar de jaarlijkse brocante in ‘ons’ dorp Chaumard. Meestal was het daar niet veel soeps, maar ik wilde toch even wat rondneuzen en eventueel enkele bekenden ontmoeten. Tot mijn verbazing zag ik meteen vooraan, tussen allerlei rommel van een verkoper, een Comtoise-uurwerk in een doos op de grond liggen. Hij had er een nogal opvallend briefje opgelegd: '25 Euro', stond erop geschreven. Dat was wel apart, want meestal moest je vragen wat iets kostte. Het was trouwens het enige voorwerp bij de man waarop de prijs was vermeld. Zonder er al teveel acht op te slaan zag ik dat het een ankergang was met een lelijke ronde feuille. Er zat een bel op, er waren twee deurtjes en een achterblad. Ook waren er twee wijzers; dus redelijk compleet. De wijzerplaat met opschrift was iets beschadigd. De klok kwam uit Luzy, zag ik, niet ver hier vandaan, aan de zuidkant van de Morvan. Dat was wel aardig. Er zat een gat in de wijzerplaat; waarschijnlijk vanwege een val - emaille wijzerplaten zijn kwetsbaar. Een slinger ontbrak. Gezien de leeftijd van de klok - ongeveer 1880, schatte ik - hoorde er een bloemslinger bij. Eigenlijk best een aardige klok voor niet al te veel geld.
Ik vroeg toch even of ik mocht kijken. Dat mocht. Ik deed een deurtje open en zag dat de klok ontzettend vervuild en verroest was. Dat gegeven wilde ik gebruiken om een tegenbod te doen, evenals het ontbreken van een slinger en gewichten. Ik geef er € 15 voor, zei ik en noemde bezwaren die ik had. De man zakte onmiddellijk naar € 20, maar hield verder zijn poot stijf. Ik ook. Dan maar niet, zei ik en liep door. Ik zat immers niet om een klok verlegen.
Ik liep de markt over, maakte hier en daar een praatje en na een uurtje ging ik terug naar het begin. Ik had geen enkele ander de Comtoise-uurwerk gezien. De spoeling was werkelijk dun geworden. De klok lag er nog steeds. Een andere belangstellende stond over de klok gebogen. Hij probeerde een deurtje open te maken. Dat triggerde mij (zo van: blijf van mijn klok af) en ik liep meteen naar de verkoper, zei dat ik hem voor € 15 zou meenemen en pakte meteen mijn portemonnee, om te laten zien dat het me ernst was. Nee, herhaalde de man, die me uiteraard herkende, ik zak niet onder de € 20. Ik ging akkoord en betaalde. Ik liep naar de belangstellende die nu met de klok in zijn handen stond. Pardon, zei ik, die klok is al verkocht hoor. Met een beteuterd gezicht legde de man de klok terug in de doos. Ik pakte hem op en bracht hem naar de auto.
Thuis schroefde ik onmiddellijk de lelijke feuille eraf en bekeek de klok beter. Het zou niet moeilijk zijn de verroeste delen schoon te maken. Eenmaal gedemonteerd, schoongemaakt, geolied en weer in elkaar gezet, voorzien van een vouwslingertje dat ik nog in voorraad had, bleek de klok fantastisch en met een rustige slag te lopen. Ik was dik tevreden.
De maten zijn: l. 25 cm; h. 25 cm; br. 13 cm. Inhoud: 8,12 l. De diameter van de wijzerplaat is: 23 cm.
Op internet ging ik later op zoek naar de herkomst van de naam op de wijzerplaat:
RADET - PUINÉ
à LUZY
Tot mijn grote verbazing werd de klok, compleet met bloemslinger afgebeeld en beschreven op een soort Engelse marktplaats-site:
“Buy wall clocks online / Auctionata”.
De prijs was: € 1000, 'exclusief shipping'.
De klok: ‘... is market: ‘RADET Puiné à Luzy ...’ en werd geschat te stammen uit de periode rond 1880. Dat had ik dus goed gezien.
Hoe was het mogelijk dat er een dergelijke prijs voor gevraagd werd, terwijl hij ook nog niet eens compleet was, immers:
“The wall clock is in good condition. Pendulum and pediment are partly dented and damaged, the coloring is worn. The striking feature should actully work, pull of the hammer mechnism is missing, key is new.”
Er moest dus nog heel wat gesleuteld worden aan het slagwerk. Bij mijn klokje zat tenminste alles erop en eraan! Het enige punt was de beschadiging op de wijzerplaat, maar daar was wel een mouw aan te passen, al zou je je kunnen afvragen of het nodig is.
Op internet zag ik verder dat ‘Radet’ een Franse achternaam is, die indertijd in de Morvan voorkwam. Met ‘Puiné’ had meer moeite. Het zou een eigennaam kunnen zijn, maar ik kwam ook het volgende tegen: ‘puis né’.
‘Puis’ zou duiden op: ‘daarna’, ‘ook’;’ né’ slaat op ‘geboren’. De betekenis zou kunnen zijn: ‘iemand die direct geboren is, na bijvoorbeeld zijn of haar zuster’. Wie zal het zeggen...
INTERMEZZO
Op 7 mei 2016 bezochten we de brocante in Cervon. Er was niets van onze gading. Wel zag ik twee Comtoise-gewichten op de grond liggen (wie weet... het vorige jaar had ik hier twee hele mooie, zeer oude gewichten gekocht voor samen € 5!). Ik vroeg de man wat de prijs was. € 40, zei hij. Er viel niet over te onderhandelen. Dat kwam me bekend voor. Ik keek wat beter naar de man en herkende hem. Hij was dezelfde als de drie andere keren daarvoor. In al die jaren had hij zijn gewichten niet verkocht en was niet in prijs gezakt. Een halsstarrige man dus, met een lange adem...
- KLOK 15 -
CORBIGNY (2) 2016
Op zaterdag 13 augustus 2016 bezocht ik de grote brocante in Corbigny weer eens. Misschien de laatste brocante in de Morvan, omdat we ons huis inmiddels verkocht hadden, al hielden we er tot 31 mei 2017 het beheer over. Het was erg heet; een hittegolf die al dagen duurde. Toch was het er ontzettend druk. Al half en half had ik besloten te vertrekken, omdat ik geen enkele Comtoise was tegengekomen, met uitzondering van een foeilelijk uurwerk met een bloemslinger, waarvoor € 150 werd gevraagd. De man probeerde me uit te leggen hoe zeldzaam die klok wel niet was, tevergeefs uiteraard.
Toch liep ik nog even een laatste ‘straatje’ door en zag bij een zeer rommelig ‘standje’ drie Comtoise-uurwerken op de grond liggen. Ze zagen er niet uit. Het was gewoon troep. Ik wilde doorlopen, maar zag ineens dat op een van de wijzerplaten van een mini-Comtoise ‘Château Chinon’ stond. Ik begreep ineens dat dit de stand was waar we twee jaar geleden het roestige ‘karkas’ van een Comtoise kochten. De stand waarvan Janneke later vroeg waarom ik niet naar de klok met die bewuste wijzerplaat had gekeken. En die lag dus hier voor me op de grond! Hoe was het mogelijk...
De man die erbij stond was trouwens niet dezelfde. Ik wees naar de klokken en zonder dat ik vroeg wat ze moesten kosten, zei de man dat ik ze alle drie voor € 40 mee kon nemen. Ik zei dat ik alleen interesse had in de kleine Comtoise. De man keek bedenkelijk. Dat wilde hij niet, omdat hij dan met de beide andere ‘lijkjes’ bleef zitten natuurlijk. Dan maar niet, zei ik, en wilde doorlopen. De man riep me terug: Vooruit dan maar, zei hij, voor € 20 kunt u hem meenemen. Dat leek natuurlijk nergens op. Dan moesten de andere per stuk een tientje opbrengen. € 15, zei ik, maar daar was hij niet gevoelig voor.
Ik liep nog wat rond om te overwegen wat ik moest doen. Zo’n mini-Comtoise kende ik nog niet. Op de beurs in Houten had ik ze wel eens zien liggen voor aanzienlijk meer geld. Toch maar doen dus. Ik liep via een ander ‘straatje’ terug en zag het bovenstuk van een klokkenkast staan, eentje zoals we al eens eerder van Paquita gekregen hadden, maar dan mooier en met een glazen ruitje in het deurtje. Ik vroeg wat het kastje moest kosten, maar de man hield zich een beetje voor de domme. Wat is het eigenlijk, vroeg ik onnozel. Een kastje, of zo, zei hij en pakte het op. Oh, er zit geen bodem in, merkte hij op. Hij had er geen flauw idee van dat het een bovenstuk van een Comtoise-kast was - natuurlijk zat er geen bodem in. Geef dan maar € 15, zei hij, alsof hij zich verontschuldigde voor het incomplete kastje. Ik betaalde en liep meteen door naar de stand met de klokken. De man daar deed nog een poging ze alle drie aan mij te slijten, maar dat lukte niet. € 15 voor die ene en anders niet, zei ik. Hij ging akkoord. Ik kocht de ‘Château Chinon’, die twee jaar lang op mij had liggen wachten!
Thuisgekomen demonteerde ik de klok tot op zekere hoogte. Het mini-uurwerk dat er schoon uitzag, kende ik niet, dus dat liet ik nog maar even zo. Op de feuille staat een paartje afgebeeld: links de luitspelende man, rechts de luisterende vrouw, in bevallige houdingen. Interessant is de tekst:
CARREZ
MORBIER
die op de rechter achterstijl van het uurwerk is gegraveerd, alsmede een serienummer: L -140. In Morbier waren we op onze Jura-vakantie in 2013 geweest: het centrum van de Comtoise-klokken. De maten zijn: lengte 15 cm; breedte 8,5 cm; hoogte 15,5 cm.
In wezen ging het me eigenlijk niet eens om het uurwerk, maar om de wijzerplaat, die ‘dik’ is - typisch voor mini-Comtoises - in tegenstelling tot de platen van de gewone klokken. De doorsnede is 22 cm. Het opschrift van de wijzerplaat, die met enkele bloemetjes versierd is, luidt:
B. ROUSSEAU
à CHATEAU CHINON
Het kastje bleek bij nader onderzoek voor de helft lange tijd in het water gelegen te hebben. Na wat boenen lukte het die sporen te wissen. Ik zetten het kastje in de lijnolie. Het zag er schitterend uit - prachtig roodachtig kersenhout. Ik zette het, zoals gezegd, op de inmiddels ‘onthoofde’ en gerestaureerde klokkenkast uit Corbigny (zie no. 13) - alsof het er voor gemaakt was...
In het telefoonboek vond ik een in Château-Chinon wonende 'B. Rousseau'. Ik belde op en kreeg een oude mevrouw aan de lijn, die duidelijk niet gewend was Nederlanders te woord te staan die denken behoorlijk Frans te spreken. Ze riep haar man erbij, die zonodig nog argwanender was. Wel liet hij zich ontvallen dat zijn grootvader 'horloger' geweest was, maar meer wilde hij daar niet over loslaten. Ik kreeg de indruk dat hij dacht: waar maakt die man zich druk over...
- KLOK 16 -
LORMES 2017
Op 2 maart 2017, vrijwel aan het eind van ons bijna veertig jarige verblijf in Les Quatre Vents, werd er nog een 'laatste' Comtoise, compleet met klokkenkast, ons huis binnengedragen. Dat zat zo: Bert, een in de buurt van Lormes (Morvan) wonende kennis van ons, die wel eens langs kwam, vertelde die winter dat hij in zijn schuur een oude Comtoise had liggen. Misschien wilde ik daar eens naar kijken. Dat wilde ik wel. Ik breng hem wel eens, had hij gezegd. Vanwege zijn werkzaamheden kreeg hij af en toe de opdracht verkochte huizen te ontruimen, om ze daarna voor de nieuwe eigenaar op te knappen. Zo had hij in de loop der tijd een schuur vol afgedankte spullen verzameld, waarvoor hij geen bestemming had.
Op die bewuste dag kwam hij dus langs en bracht de Comtoise mee; niet alleen het uurwerk - een ankergang - maar ook de complete klokkenkast, harpslinger en gewichten. Daar schrok ik eigenlijk een beetje van, want op een klokkenkast zat ik nu niet direct te wachten, maar dat kon ik hem moeilijk zeggen. Deze kast zag er prima uit, slank, met een deurtje voor het uurwerk waar het glas nog inzat, zo ook voor de deur van het slingergedeelte. Dat was best uniek. Op het onderstuk van de kast prijkte een 'gebrand' bloemmotief. Kortom, een redelijk goed onderhouden klokkenkast, zonder opsmuk of tierelantijnen. Al met al de moeite waard.
Het bleek niet de bedoeling te zijn dat ik de klok voor mijn kennis zou opknappen. Hij had geen interesse. Beschouw het als een cadeautje van mij, bij jullie vertrek uit de Morvan, had hij gezegd. Dat was natuurlijk een buitenkansje. Het uurwerk zag er redelijk uit. De klok had tot voor kort in het door hem ontruimde huis gestaan en had sinds mensenheugenis gelopen.
De kenmerken zijn als volgt: we hebben hier te maken met een naar mijn idee vrij vroege ankergang (ongeveer 1850/60) met een niet al te opzichtige harpslinger. Die leeftijd baseer ik op het feit dat de klokkenkast aan een vouwslingeruurwerkkast doet denken: een rond gat voor de slingerschijf, en dan smal doorlopend naar boven. Een klok dus die stamt uit de overgangstijd tussen het spille- en ankergangwerk.
De klokkenkast is 2.36 m lang.
Het uurwerk heeft de volgende maten: l: 25 cm; br. 25 cm; h: 14,5 cm, met een inhoud dus van 9,06 liter. De bel heeft een doorsnede van 13 cm, de wijzerplaat van 22,5 cm, met vrij lange Romeinse cijfers.
De wijzerplaat is voorzien van het volgende opschrift:
LIGERON
à LORMES
De eendelige feuille laat een afbeelding zien van een rijk voorziene fruitschaal op een hoge sokkel. Twee symmetrisch staande vogels, pauwen waarschijnlijk, vanwege de lang staarten, doen zich tegoed aan het fruit.
Ik nam de kast onder handen: schoonmaken, in de lijnolie zetten. Ik zaagde vier centimeter van de wormstekige en daardoor verzwakte poten af, zodat de lengte nu 2.32 m geworden is en de klok meer stabiliteit kreeg. De raampjes van de deurtjes verwijderde ik, stak het oude en verharde stopverf weg en kitte ze opnieuw vast.
Zoekende naar meer informatie op internet kwam ik op Ebay een dergelijke klok tegen, jammer genoeg zonder afbeelding:
MOUVEMENT 1 cloche COMTOISE PENDULE HORLOGE debut XIXème, avec sa clé, ses poids et son balancier, mecanisme en bon état mais a revisé , cadran emaillé signé: LIGERON MONNOT, à LORMES (Nièvre 58).
Het uurwerk zou € 73 moeten opbrengen.
Wel vond ik op een klokkensite een klok met hetzelfde signatuur, maar met een andere afbeelding op de feuille.
Op internet vond ik geen sporen van een 'horloger' in Lormes met de naam Ligeron. In Lormes woont op dit moment nog wel een: Marcel Ligeron.
Een interessante zoektocht op enkele genealogische websites leverde het volgende op: uitgangspunt daarbij is het feit dat ons uurwerk gesigneerd is met: LIGERON, terwijl op de Ebay-klok LIGERON MONNOT zou staan. Ongetwijfeld een huwelijksklok, aangeboden bij het huwelijk van het echtpaar: LIGERON-MONNET. Ik denk dat we wat onze klok betreft dicht in de buurt zijn!
Ten aanzien van die 'huwelijksklok' kom ik dan tot de volgende reconstructie:
Op 28 mei 1861 trouwen in Lormes:
- JEAN LIGERON (geb. ??) en MÉLANIE MONNOT, 19 jaar (geb. 15 februari 1841 in Lormes).
Zij krijgen een dochter, die zij JEANNE MÉLANIE (geb. 1863) noemen.
Na enkele jaren overlijdt Jean Ligeron.
Op 25 juni 1877 hertrouwt in Lormes:
- MÉLANIE MONNOT, 36 jaar, met PIERRE VINCENT, 23 jaar (geb. 29 mei 1859 in Domecy-sur-Cure; niet ver bij Lormes vandaan).
Jeanne Mélanie is dan 12 jaar oud.
Op een gegeven moment overlijdt Mélanie Monnet (waarschijnlijk voor 1899).
In 1911 hertrouwt in Domecy:
- PIERRE VINCENT, 55 jaar, met JEANNE MÉLANIE LIGERON, 48 jaar (geb. 1863 in Lormes.
Het vreemde verschijnsel doet zich dus voor dat Pierre Vincent hertrouwt met de dochter van zijn tweede vrouw uit haar eerste huwelijk.